Categorie archieven: Blog

Simpel schrijven is uiteindelijk heel simpel

Ergens in het begin van de jaren ’00, in de periode van the rise and (helaas gewelddadige) fall van wijlen Pim Fortuyn, raakte de term jip-en-janneketaal in zwang. Politici merkten dat ze de verbinding met hun kiezers aan het verliezen waren en riepen op tot het serieus nemen van de onderbuikgevoelens van die kiezers. Duidelijke taal paste daarbij.

Met ‘duidelijk’ bedoelde men in dit geval ‘niet-wollig’, ‘recht voor z’n raap’ en ‘zeggen waar het op staat’. Máár, haastte men te zeggen, wat níet bedoeld werd was jip-en-janneketaal. Waar ze het dan over hebben weet ik niet precies, misschien een soort kleuter-speak, verkeerd geschreven Nederlands of zinnen van drie woorden. Maar in ieder geval was het de bedoeling dat ‘duidelijk’ en ‘recht voor z’n raap’ in het politieke taalspectrum thuishoorden. En jip-en-janneketaal niet.

Jip-en-janneketaal zweeft nog steeds rond in ons idioom. De term valt gegarandeerd zodra iemand voorstelt om een beleidsplan simpel en duidelijk op te schrijven. ‘Simpel’, ja, ‘Maar géén jip-en-janneketaal!’

Eigenlijk moet je dan vragen: ‘Waarom niet? Wat gebeurt er dan?’

Simpel is iets anders dan niet serieus

Voor het zakelijk schrijven is ‘angst om niet serieus over te komen‘ dodelijk. Want dan krijg je borstklopperige voorstellen, gortdroge verslagen en hermetisch gesloten nieuwsbrieven. Mijn advies? Laat dit los. Want door je verhaal zo simpel mogelijk op te schrijven neemt je lezer je juist serieus.

If you can’t explain it simply, you don’t understand it well enough.

– Albert Einstein

Moeilijk gedoe? Nee, je bent nog met je kladversie bezig

Als je een moeilijk onderwerp helder en duidelijk kunt uitleggen kom je juist intelligent over. Je komt namelijk over als een schrijver die snapt waar ie het over heeft.

Prop je je teksten vol met lange woorden, veel jargon, passieve vlees-noch-vis-zinnen en lijkt daar geen eind aan te komen?

Dan ben je nog bezig met je kladversie. Dan leg je je tekst weg, kijk je de dag erna met een frisse blik en je stelt jezelf de belangrijkste vraag die er is, namelijk: Wat wil ik met deze tekst? En dan ga je liefdevol, maar beslist, je tekst snoeien tot de naakte waarheid overblijft. De kern van je tekst en niets anders dan dat. Daar gaat het namelijk om.

Kort, bondig en begrijpelijk schrijven is een uitdaging. Maar wel iets dat je bovenaan je prioriteitenlijstje moet zetten.

Hou het simpel, ook voor jou als schrijver

Niet alleen omdat het de lezer veel tijd bespaart, het dwingt jou als schrijver ook om goed na te denken over wát je precies wil zeggen en waarom.

  • Waarom herhaal je jezelf?
  • Waarom gebruik je daar een vakterm die je vervolgens gaat zitten uitleggen?
  • Waarom die afkorting? Je schrijft een e-mail, geen telegram.

De beste schrijftip van Japke D. Bouma is nog simpeler

In het artikel Negen tips om duidelijker te schrijven op je werk van de onvolprezen Japke D. Bouma las ik trouwens de beste schrijftip die je maar binnen de werkcontext, de kantoormuren en in de zakelijke communicatie kunt toepassen.

En die luidt: Schrijf niet.

Het artikel waarin Bouma deze tip beargumenteert zit achter een betaalmuur. Wie geen NRC-abonnement heeft en het stuk toch wil lezen mailt mij haar of zijn favoriete scéne uit Debiteuren Crediteuren, The Office (UK/US) of een andere kantoorserie. Mail ik je de screenshots.

Nog even over jip-en-janneketaal

Tot slot: Jip-en-janneketaal? Mochten we willen met z’n allen. Dat we zúlke fantasierijke verhaaltjes konden schrijven zoals Annie M.G. Schmidt dat kon. Daarom hier een van mijn lievelingsfilmpjes: Ischa Meyer die Annie interviewt. Meesterlijk en scherp. En ogenschijnlijk heel simpel. Maar schijn bedriegt, hun over en weer gepingpong is geniaal en bovendien een lust voor oog en oor.

Wil je deze blogs voortaan in je mailbox ontvangen? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief. 

Luister jij weleens naar jezelf?

Als wij elkaar tegenkomen en aan de praat raken, verwacht ik niet dat de volgende situatie zich zal voordoen.

Dagmar: Ha jij, hoe is het?

Jij: Ha Dagmar. Goed. En met jou?

Dagmar: Goed. Zeg, ik heb iets meegemaakt wat ik je echt even wil vert-

Jij: Ja, doei. Ik ga even scrollen op Instagram. Later!

Naar elkaar luisteren kost moeite. Maar – doorgaans uit beleefdheid – doen we het toch. Of we doen alsof. Als we iets opschrijven waarvan we willen dat een ander het leest mist die etiquette. Als jij iets schrijft dat ik moet lezen, en het boeit me niet, ben ik weg. Om ervoor te zorgen dat we elkaar lezen moeten we uit een ander vaatje tappen dan wanneer we naar elkaar luisteren.

Schrijftijd is leestijd

Schrijven kost tijd. Lezen ook. Tijd die je lezer ook kwijt kan zijn aan koken, kleding op Vinted zetten of geduldig een verhaal van een kleuter aanhoren. Leven kost tijd.

De kunst van het schrijven, en dan heb ik het niet over kunstig schrijven, is iets vertellen dat de moeite waard is om te lezen. Dat de lezer na het lezen van zin 1 wil doorpakken naar zin 2.

En dan 3.

En naar alinea 3

Maar vergeet het idee dat je iets moet schrijven dat een ander de moeite waard vindt. Dat wéét je niet. Je ként die ander niet.

Je moet dus iets schrijven dat je zélf belangrijk vindt. Als iets waardevol genoeg is om op te schrijven is het ook waardevol genoeg om te lezen. Maar ja. Hoe wéét je dat? Want tijdens het schrijven ben je zó goed ingevoerd in je onderwerp of je verhaal, dat je inmiddels geen punt meer van een komma kunt onderscheiden. Wat is relevant en wat niet? En bovendien: komt je verhaal überhaupt wel over?

Tijd om naar jezelf te luisteren

Als je vastloopt in je tekst helpt deze tip je verder.

Lees de tekst die je geschreven hebt vóór.

Dan léés je met aandacht. En hóór je jezelf vertellen.

Door voor te lezen hoor je waar de zinnen niet lekker lopen. Weet je dat je, als je buiten adem raakt, de zin moet opknippen. Merk je snel genoeg welke stukjes bij elkaar horen en welke niet. Dan hoor je het ritme van je tekst. Dan hoor je waar je jezelf herhaalt. En waar je te kort door de bocht gaat.

Net zoals wanneer we elkaar op straat tegenkomen, en je mij een verhaal vertelt. Dan blijf ik luisteren. Want ik wil weten hoe het afloopt.

Wil je deze blogs voortaan in je mailbox ontvangen? Schrijf je dan in voor mijn wekelijkse nieuwsbrief. 

Schrijven is je plek opeisen

Wie schrijft claimt een plek in het hoofd van de lezer. Dus dan kun je er maar beter voor zorgen dat je tekst elke seconde aandacht waard is. Als er íets is dat Nora Ephron mij duidelijk maakt, is dát het wel. Haar essaybundel Wat baal ik van mijn hals (Uitgeverij Contact, 2007, vertaling door Christine Elion) blaakt van zelfvertrouwen. Van een boldness waar alleen een vrouw van middelbare leeftijd met meer dan 45 jaar werkervaring, geschreven bestsellers en geregisseerde blockbusters aanspraak op mag maken. Daar ben ik nog niet, maar goed, ik ben dan ook amper veertig, moet mijn eerste bestseller nog schrijven en ben aan regisseren nog niet toegekomen.

Toch probeer ik me al schrijvende een Nora te wanen. Of een Sylvia. Of een Sheila. Kortom: iemand die lak heeft aan wat jíj of wie dan ook van de tekst vindt. Maar het er gewoon, hup, uitgooit. Omdat deze woorden nou eenmaal geschreven moeten worden. En omdat jíj als lezer er goed aan doet om deze woorden heel snel tot je te nemen.

De stelligheid van Nora Ephron

Neem nu het verhaal Ik heb een hekel aan mijn tas uit de bovengenoemde bundel dat als volgt begint:

Ik heb een hekel aan mijn tas. Een vreselijke hekel. Als jij zo iemand bent die vindt dat tassen het einde zijn, dan kun je hier wel stoppen met lezen, want voor jou valt er in dit hoofdstuk niets te halen.

‘Oké mevrouw Ephron,’ zeg jij. ‘Ik ben ook geen fan van dat gesjouw met die grote buidels vol rotzooi of die pietepeuterige schoudertasjes waar je portemonnee nét niet lekker in past, maar een hékel eraan hebben?’

Toch intrigeert het je en lees je door. Natuurlijk lees je door.

Dit hoofdstuk is voor vrouwen die een hekel hebben aan hun tas, die niet goed in tassen zijn, die inzien dat hun tas een afspiegeling is van hun verwaarloosde huishouden, hun hopeloos gebrek aan organisatie, hun chronische onvermogen om ook maar iets weg te gooien, en een onafgebroken falen ten aanzien van de plichten die horen bij een moeizaam en veeleisend assecoire (de plicht, bijvoorbeeld, dat je tas op de een of andere manier moet passen bij wat je aan hebt).

En dan volgt er een rant over tassen met een wachtlijst, tassen waarvoor je bedragen neertelt waar je ook een gezinsauto van kunt aanschaffen. Tassen waar dan alsnog treinkaartjes in zoek raken, waar vergeten tictacs tegen de binnenkant kleven en waarin pennen nog steeds de neiging hebben tot lekken.

Mooi hè? Mooi, en in your face. Want soms, als je écht een boodschap wil overbrengen, moet dat.

Bepaal je schrijfdoel

Schrijven is een middel. Wat je doel is, bepaal je zelf. Jonge moeders in hun broek laten piesen van het lachen? Wanbetalers dwingen te betalen? De Belastingdienst bewegen om je uitstel te verlenen? You name it. Om iets te bereiken moet je af en toe een grote bek hebben. Je breed maken. Daar zijn schrijvers buiten het papier om meestal niet zo goed in, introvert als we zijn. Maar af en toe moeten we dat wel doen. En zéker in ons schrijven.

Ga maar na.

Voorbeelden van voorzichtig schrijven waarmee je je doel nooit bereikt

  • Ik overdrijf een beetje als ik zeg dat mijn baby een poepende huilmachine waar al mijn verwachtingen van deze dag, mijn to do-lijstje en mijn schaarse brokjes me-time in verdwijnen als ware het in een zwart gat. Want soms slaapt ze en dan is ze heel schattig en af en toe lacht ze en dan smelt ik vanbinnen. En ik heb wél gedoucht vandaag, en een half uur op Instagram zitten scrollen, dus eigenlijk kom ik prima aan mezelf toe.
  • Hopelijk lukt het om deze openstaande factuur binnen 7 dagen te betalen. Of weet je wat, doe maar 14, jullie hebben het ook niet makkelijk nu. Als het nog langer duurt, laat het me weten. Ach, ik zie het wel tegemoet, ooit. Komt vast goed. Tschüss.
  • Het zou voor mij wel schelen als ik deze aanslag van 15.000 euro niet in één keer hoef te betalen aangezien ik de afgelopen 18 maanden geen omzet heb gedraaid. En vóór 1 juni dit jaar? Oei, dat gaat me sowieso niet lukken, ben ik bang. Misschien kunnen we beginnen met 100 euro per maand en dan langzaam opbouwen, zoiets? Jullie zijn natuurlijk de experts, ik probeer alleen mee te denken.

Ruimte innemen: uitrekken, opblazen, afblaffen

Nee. Wil je je lezer aan het lachen maken? Dan zet je vol in op stereotypen en overdrijf je tot je scheel ziet. Zodat we ons niet hoeven te bekommeren om ons eigen doorsnee leven. We ons kunnen verlustigen aan die rare overlap van absurditeit en realiteit die bij het leven hoort. Want relativeren, dát kunnen we zelf ook. Sterker nog, dat doen we de hele dag door, tegen wil en dank. Geef ons even een break, ja?

Wil je iets gedaan krijgen van een klant of een instantie? Dan brul je naar beneden, zakelijk en zó dat je woord voor woord te verstaan bent. Nee, daar zit geen ruimte tussen, nee. Geen grijstint. Geen nuance. Nuance bewaar je voor je debuutroman, je Insta-poëzie of je voorgenomen break-up met je BFF.

Wij lezers wíllen een aandacht opeisende schrijver

Uitvergroting. Stelligheid. Ephron krijgt de ruimte, en néémt hem. En terecht. Zij is de schrijver. Wij betalen haar (inmiddels haar erfgenamen) met onze aandacht, onze tijd, en via allerlei omwegen, ook ons geld. Dus het is haar geraden dat ze met iets goed op de proppen komt. Iets dat ons aan het denken zet, iets waardoor we moeten grinniken, iets waarvan we schrikken of iets waardoor we ons ineens oprecht afvragen wat wíj eigenlijk vinden, van die stelling die ze daar zo poneert.

Dat is wat een goede schrijver doet. Ruimte innemen. En tijd. Op een manier die de lezer bevredigd achterlaat.

En dat je daardoor uitstel voor je inkomstenbelasting of een héle snelle betaling van die factuur van vorig jaar mei regelt, is dan mooi meegenomen.

Wil je deze blogs voortaan in je mailbox ontvangen? Schrijf je dan in voor mijn wekelijkse nieuwsbrief. 

Feedback – je móet wel

Over slecht gaan (en beter worden)

Ik was doodop, na drie weken intensieve schrijfcursus. Elke dag maakten de medecursisten en ik een opdracht en elke dag zaten we in spanning. Want wat zou juf K. hiervan vinden?

Een scherp geformuleerde opdracht in combinatie met stevige feedback zorgt ervoor dat teksten schrijven verder gaat dan la-la-la-schrijf ik wel even. Daarom krijgen alle cursisten nu standaard feedback op een van de teksten die ze schrijven binnen de basistraining Zakelijke teksten schrijven.

Ja ja.

Ja ja, la la, we get it

Begrijp me goed, la-la-la is een belangrijke fase in het schrijven. Ik zou niet willen dat je denkt dat schrijven altijd gepaard gaat met zuchten en steunen.

Na la-la-la komt a-ha. En nee-nee. En streep-streep. Maar in de cursus die ik bij K. volgde ging het daar niet om. In deze cursus ging het om ram-bam, in één keer raak. En als het niet in één keer raak was hoorden we dat. Meteen. En moesten we onze zinnetjes verbeteren. Zodat we daarna iets beter snapten wat de bedoeling was. Oefenen en weten wat je moet verbeteren helpt je om, nou ja, beter te worden. Dat geldt voor alles en zeker voor schrijven.

Oefenen, schrijven, verbeteren, repeat

Een online schrijftraining zorgt ervoor dat je de basis van het schrijven in de vingers krijgt. Je wandelt langs alle facetten die horen bij het schrijven als proces. En bij het schrijven als handeling. Maar om écht beter te worden moet je oefenen. Veel en vaak. Als je weet dat je feedback krijgt op je werk dwingt je dat je om in ieder geval iets héél goeds af te leveren. Voor iemand anders hollen we meestal toch nét iets harder dan voor onszelf.

Deze blogs schrijf ik ook niet alleen voor mezelf. Maar voor jou, de lezer.

Gratis dus, die feedback?

Tijdelijk wel. Cursisten die nu bezig zijn of zijn begonnen op of na 1 mei 2019 hoeven hier niets extra’s voor te betalen. En mensen die de training nu kopen profiteren ook mee, want de feedback is inclusief en de prijs van de training blijft hetzelfde. Maar, het blijft Cialdini, tót 1 juli 2021. Vanaf dat moment verreken ik de prijs voor feedback in de basistraining en zal hij 314 euro gaan kosten.

Hoe ziet die feedback op jouw schrijven eruit?

Je volgt de training of je hebt hem gevolgd. Zodra je bij bij les 5 bent ontvang je een e-mail van mij, met de vraag of je een tekst, een blog, een artikel of whatever hebt waarop je feedback wilt. Waarom stuur ik die e-mail bij les 5? Omdat dat de les is waarin je aan de slag gaat met het redigeren van je tekst. Dus hoe je je tekst zo effectief mogelijk verbetert. Dan ga ik ervan uit dat je al hebt nagedacht over de inhoud en het doel van je tekst. En anders kom ik daar wel achter.

Videomeeting of feedback in het document zelf

Zodra je mij laat weten dat je een tekst heb waarop je feedback wilt plannen we een videomeeting in. Je stuurt je tekst op, zodat ik hem van tevoren kan doornemen. Tijdens de videomeeting bespreken we je tekst. Dat geeft je meteen de gelegenheid om vragen te stellen. Als je geen tijd of energie hebt voor een videogesprek verwerk ik de feedback in het document zelf.

Hoe lang?

Je tekst? Niet korter dan 500 en niet langer dan 1500 woorden. Op die manier krijg je voldoende een beeld van wat je nog kunt verbeteren in je tekst. Of tot wanneer je mijn feedback ontvangt? Dat laat ik je weten, ik probeer om binnen een week een afspraak met je te maken.

Wil je deze blogs voortaan in je mailbox ontvangen? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief. 

‘Zal ik gaan bloggen?’ vraag je me

(Het antwoord is ‘ja’)

Bloggers zijn verhalenvertellers.

Maar verhalenvertellers zijn niet per se bloggers.

We vinden het doodeng, gedachten en ideeën opschrijven die écht uit onszelf komen. Die over óns gaan en niet over iets abstracts. Staan die ideeën of gekke associaties daar ineens, zwart op wit, unferfroren. Gedachtespinsels die we eerder nog keurig binnenskamers hielden. En dan zou je ze ook nog eens moeten publiceren?

En dan heb ik het nog niet eens over de moeite die het kost om elke dag, elke week of desnoods elke maand iets zinnigs en prikkelends op papier te zetten. Bloggers zijn doorzetters, soms met het snot voor de ogen.

Dag dagboek – daar ben ik weer

Is schrijven lijden? Mwah. Maar schrijven is ook geen gesneden koek. Zo ben ik dit jaar met een dagboek begonnen. Niet in de vorm van een papieren cahier met een slotje, maar met een dagboek-app op m’n telefoon. Mijn dagelijkse beslommeringen gevat in een foto en een tekstje van een paar regels, meer moest het niet wezen. En toch. Me dáár elke dag toe zetten kost alsnog moeite. Want mijn brein induiken en vijf seconden langer nadenken over wat ik die dag nou éigenlijk heb meegemaakt vraagt toch een heel klein beetje van mijn aandacht. En aandacht vrijmaken, dat is moeilijk.

Niemand anders krijgt mijn dagboek te lezen. Dus waar hébben we het eigenlijk over?

Of het nu een dagboeknotitie is of een voordracht voor een miljoenenpubliek: continu iets waarachtigs schrijven is gedoe. Gedoe waar anderen, lezers, deelgenoot van zijn. Lezers die ook nog eens iets vinden van wat jij schrijft. Voilà: bloggen in een notendop.

Waarom blog ik dan toch? Om drie redenen

  • Plezier
    • Ik schrijf veel en vaak, op dit moment zelfs aan mijn debuutroman. Met eigen blog zorg ik voor mijn eigen online plek waar ik direct mijn teksten op kan publiceren. Ik heb met mezelf afgesproken dit wekelijks te doen. Op die manier daag ik mezelf elke week uit om iets te schrijven dat én relevant is én leuk om te lezen. Zoals een boekweitcracker met hummus: snackable doch voedzaam.
  • Poen
    • Door wekelijks verse content op mijn website te plaatsen indexeren zoekmachines mijn website als relevanter. Als veel mensen mijn blogs lezen zien Google en consorten dat als waardevolle content. Twee aspecten die ervoor zorgen dat mijn website beter rankt waardoor mensen die op zoek zijn naar een online schrijftraining mij sneller vinden. De meeste schrijftrainingen verkoop ik aan mensen die mij via een zoekmachine hebben gevonden. Daarna aan inschrijvers van mijn nieuwsbrief.
  • Prestige
    • Een schrijfjuf die jou vertelt dat je moet schrijven en het zelf niet (zichtbaar) doet, dat is raar. Bovendien zijn mijn blogs een manier om met jou als lezer in contact te blijven. Van jouw eventuele opmerkingen of leesgedrag leer ik weer dingen die ik in mijn schrijftrainingen kan verwerken.

Kortom: wekelijks bloggen levert mij een permante klus op die aan het principe van de drie P’s voldoet.

Waarom zou jij moeten bloggen? Omdat dit je profiel is

  • Je hebt een onbedwingbare neiging om dingen te willen opschrijven. Of je het nou doet of niet.
  • Je wil dat andere mensen jouw schrijfsels lezen. Want je schrijft grappige observaties of supersterke analyses. Bovendien moeten ze jou gewoon leren kennen.
  • Je durft het aan om beter te worden in schrijven.

En waarom dan bloggen?

De beste leerschool is de praktijk en dat geldt zéker voor schrijven. Dan is het slim om die drempel voor jezelf zo laag mogelijk te maken. Voor bloggen heb je niets anders nodig dan een online plek om te publiceren. Het liefst je eigen website. Op je eigen website heb je niet te maken met bitse uitgevers en eindredacteuren, een strenge spellingscorrector of stapels papier en hoge drukkosten.

Je kunt ook je hele ziel en zaligheid op Facebook, Instagram of LinkedIn pleuren. Alleen is je content dan niet meer van jou. Als Mark Zuckerberg of Ryan Roslansky besluit om de stekker eruit te trekken hang je. Een eigen website (laten) maken is écht aan te raden. Als je je een middag verdiept in systemen als WordPress kom je een heel eind*. Via gratis** platforms als Wix en Squarespace is het helemaal makkelijk.

En dat is alles wat ik moet weten over bloggen?

Er zijn wel een paar regels waar blogs aan moeten voldoen. Maar ook weer niet zo heel veel. Een pakkende titel is handig. Je tekst opknippen in alinea’s en die voorzien van tussenkoppen ook. Dan voldoe je meteen aan een paar basale eisen voor webtoegankelijkheid.

Verder: zoveel mogelijk actief schrijven, lange zinnen afwisselen met korte, lees je tekst hardop voor en schrijf ‘Lieve Dagmar’ bovenaan je blog. Als je je blog nog wat meer cachet wil geven plak je een of twee relevante hyperlinks in je blog. En als je helemaal gek wil doen versier je je tekst met een passende afbeelding.

That’s it.

Simpel hè?

En nu maar schrijven.

 

Wil je deze blogs voortaan in je mailbox ontvangen? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief. 

* Mijn webbouwer Seb de la Web heeft demo’s en video’s online staan met tips. Ook is hij een training aan het ontwikkelen waarmee je zelf je eigen website kunt bouwen. 

** Gratis bestaat natuurlijk niet. Goed boek hierover is Je hebt wél iets te verbergen van Dimitri Tokmetzis en Maurits Martijn.

Voor wie schrijf ik? Voor iemand die de nummer 1 schrijftip gaat lezen

Als je schrijft en op zoek gaat naar informatie over hoe dat dan moet, dat zakelijk schrijven, kom je vroeg of laat de volgende opmerking tegen: Je moet weten voor wie je schrijft. Sterker nog: Je moet je doelgroep bepalen. JE DOELGROEP! Goh. En wie zouden dat dan moeten zijn?

Timmermannen met één been? Marcom-medewerkers met te weinig tijd? Pasbevallen vrouwen die weer in hun kracht gezet moeten worden?

Ik probeer juist níet voor een doelgroep te schrijven. En als ik jou was zou ik dat ook niet doen.

Waarom niet?

Vanwege zouteloze openingszinnen, onder andere

Omdat ‘schrijven voor een doelgroep’ doorgaans zouteloze, middle-of-the-road-achtige teksten oplevert. Teksten die beginnen met ‘Heeft u ook weleens..’. Of: ‘Wil jij weten of..’. Of: ‘Ben jij iemand die..’?

In sommige gevallen kun je prima zo’n zouteloze openingszin gebruiken. Omdat je je gegarandeerd weet van de aandacht van je lezer. Omdat je lezer jou bijvoorbeeld persoonlijk kent. Omdat je lezer al zat te wachten op deze tekst van jou. Of omdat je inhoudelijk zó wham, in your face bent dat die hele openingszin er niet toe doet.

‘Heeft u ook weleens nagedacht over wie uw banden steeds lek prikt?’ (IEEUW!)

‘Wil jij weten of je écht de vader bent?’ (OMG)

‘Ben jij iemand die afgelopen nacht op de binnenplaats van Café ’t Slokje is wezen joyriden?’ (No Comment)

Goed, we dwalen weer eens af.

En omdat je toch niet weet waar je lezer op zit te wachten

Voor een doelgroep willen schrijven geeft je als schrijver schijnzekerheid. Je wéét gewoon niet wat mensen denken en willen. Je wéét niet waar hun pijn zit. Ja, je kunt het vragen door middel van een enquête en dat levert je vast iets op. Namelijk kennis over een select gezelschap, waarvan je maar moet aannemen dat ze ten tijde van invullen zichzelf ontzettend goed doorhebben, jouw vraagstelling volledig begrijpen, doodeerlijk tegen je durven zijn en bovendien een glazen bol hebben en precies weten waar ze zichzelf over een half jaar in jouw klantreis plaatsen.

Bovendien: ik wil als lezer jóu leren kennen

Wat meer is, ik hoef als lezer niet te horen van jou waarom ik zo uniek ben, of behoeftig. Dat weet ik waarschijnlijk zelf wel. Ik wil vooral weten waarom ik drie minuten van mijn kostbare tijd aan jouw blog, aan jouw mailtje, aan jouw nieuwsbrief zou moeten besteden.

En eigenlijk heb ik als lezer maar één reden waarom ik dat zou doen. En dat is omdat ik je wil leren kennen. Dus die drempel moet je als schrijver zo laag mogelijk houden. En dat doe je niet door ‘voor de massa’ te schrijven.

Nou doet mijn doelgroep sowieso niet wat ik wil

Ik slingerde een vraagsticker in mijn Instagramstories met de vraag: ‘Waarover zal ik deze week bloggen’. Ik rekende aanvankelijk op verzoekjes over schrijftips. Zoals of het nu ‘teveel’ of ‘te veel’ is. De respons was vooral lollig. Het moest over amateurwielrenkleding gaan, dadels met MonChou, de Super League en het obligate ‘je moeder’ kwam ook voorbij.

Tot zover mijn doelgroep 🙂

Eerst dacht ik nog: Leuk, een creatieve uitdaging. Een beetje zoals de schrijfoefeningen die ik ooit rondstuurde. Hier heb je een handjevol woorden, schrijf er wat leuks over. Maar in feite manoeuvreer ik mezelf dan in een brainstorm met mezelf. En ik heb een hekel aan brainstorms.

Toch gaan veel mensen en organisaties zo te werk

Je slingert iets de wereld in, wacht op respons en gaat daarmee aan de slag, in de hoop dat iedereen het dan leuk of aantrekkelijk vindt. Maar de massa moet je niet in alles willen betrekken. Niet in politieke besluitvorming, niet in de rechtstaat (luister naar de podcast De Deventer Mediazaak om te horen hoe Maurice de Hond met ‘wisdom of the crowd’ iemands leven in de vernieling helpt) en dus ook niet in je teksten.

Waar blijft die nummer 1 tip?

Yes, daar komt ie. Ik heb hem niet zelf bedacht, maar dit is een beproefde methode. Dave Trott, een Amerikaanse copywriter deelde hem op zijn blog. En het is zó goed, en zó simpel en zó waar.

Komt ie:

Schrijf je tekst aan één persoon.

That’s it.

Hoe doe je dat?

Begin je tekst, welke tekst dan ook, met een aanhef. De copywriter die Trott aanhaalt, Bob Levenson, schreef al zijn copy aan zijn zogenaamde vriend Charlie. Elke reclametekst, briefing of rapport begon hij aldus met ‘Dear Charlie’. Omdat dat hem hielp om uit te leggen wát hij nou wilde vertellen en waarom Charlie daar notie van moest nemen.

Zoals auteur Kurt Vonnegut, onder andere van Slaughter House Five, ook al zei:

Write to please just one person. If you open a window and make love to the world, so to speak, your story will get pneumonia.

Een longontsteking of een overload aan bullshit op Instagram.

Dus probeer het eens. Start je tekst met ‘Lieve Mark’ of ‘Beste Heleen’. ‘Hoi Laurens’ of ‘Ha, die Tineke’. En kijk eens wat dat met je doet.

Rest mij nog om je één ding te zeggen.

Lieve lezer, jij bent uniek.

En dat meen ik serieus.

Wil je deze blogs voortaan in je mailbox ontvangen? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief. 

Wat onze schrijfstijl met Ronald Reagan te maken heeft

De laatste weken zit ik weer eens ouderwets aan de buis gekluisterd. Onderwerp van mijn hijgende belangstelling: The Reagans. Een vierdelige documentaireserie van de VPRO over het echtpaar Ronald en Nancy Reagan. President en First Lady.

Twee sociale klimmers, gewezen acteurs, de een met iets meer talent voor de bühne dan de ander (Ronald). De ander met een stuk meer talent voor het politieke schimmenspel dan de een (Nancy). Waarom fascineert deze documentaire mij zo? 

De gedroomde president uit Hollywood

Tja, wat is er zo boeiend aan het leven van een gewezen presidentskoppel dat ooit de Verenigde Staten bestierde, een land dat niet het mijne is? Dat heeft twee redenen. Ten eerste: deze mensen zijn hun carrière ooit begonnen in Hollywood, de plek waar dromen werkelijkheid worden. Of nou ja, waar je leert om heel goed te faken dat je een droomleven leidt. De Reagans aten, dronken en ademden ‘the American Dream’. Maar of ze hem daadwerkelijk leefden is voer voor discussie. Ga dus vooral deze documentaire zien zodat we die discussie daarna kunnen voeren.

Ten tweede: het presidentschap van de Reagans (en het meervoud is in dit geval op zijn plaats – Nancy wás Claire Underwood avant la lettre) luidde een nieuwe tijd in. Deze tijd. Onze tijd.

Mijn tijd.

Amerika: glanzende hamburgers en een infrastructuur van kroepoek

Als achtjarige keek ik hunkerend naar het Verre Westen. Het land van Nikes, glanzende hamburgers, Madonna en Nintendo (wist ik veel). Amerika stond voor alles wat ik niet had en niet mocht, maar wel wilde. Mijn beeld van Amerika is nog steeds dat van een land waar (bijna) alles mogelijk is. Maar ook van een westers land dat zich gedraagt als een land in ontwikkeling, met extreme tegenstellingen, diepgeworteld racisme en een infrastructuur van kroepoek.

Tijdens het bewind van de Reagans brokkelden de sociale voorzieningen van Amerika in mum van tijd af. De gevolgen drukken nog steeds zwaar op de Amerikaanse samenleving.

Reaganomics en de no-nonsense-economie van ‘onze Ruud’

In 1981 werd Reagan gekozen tot 40e president van Amerika en bleef aan de macht tot 1989. Hij presenteerde zich als een oerdegelijke Conservatief, die zichzelf met ‘Mr. Gorbatsjov, tear down this wall’, bovendien aan de goede kant van het IJzeren Gordijn plaatste. Hij was ook degene die tijdens de economische recessie van begin jaren ’80 extreem sneed in overheidsbegrotingen. Hierdoor rezen de werkloosheid, dakloosheid, armoede, psychische problemen en het drugsgebruik de pan uit en dit bracht miljoenen Amerikanen in grote problemen. Reaganomics werd de geuzennaam van zijn economische beleid.

CDA-premier Ruud Lubbers volgde deze ontwikkeling met belangstelling en regering Lubbers nam begin jaren ’80 beslissingen die de deur van de verzorgingsstaat wagenwijd openzette voor de neoconservatieve wind die er toen waaide. En nog steeds waait.*

Kortom: ik kijk naar The Reagans en ik realiseer me ineens heel duidelijk dat ik een poppetje in de geschiedenis ben. De achtjarige Dagmar heeft Reagan nog meegemaakt, wist je dat? Mijn jeugd blijkt zich in een ander tijdperk te wortelen.

Ik word bijna veertig, zoveel is duidelijk. 🙂

Dokter Fauci en Amerikaanse presidenten…

Los van dit inkijkje in mijn eigen identiteit is er nog iets dat bij me blijft hangen. De documentaire maakt duidelijk dat Reagan echt helemaal niets op had met Democraten, met zwarte mensen, met drugsgebruikers, met queer personen. Althans, wanneer die zich als groep manifesteerden. Want met individuele personen voelde hij zich wel degelijk verbonden. Hij had een zwarte jeugdvriend en bij diens gezin kwam hij nog altijd over de vloer. Zijn omgeving zag dat hij oprecht geraakt werd door de verhalen van kinderen die wees waren geworden omdat hun ouders aan een drugsoverdosis waren overleden.

En zijn voormalige Hollywood-collega’s kregen te maken kregen met aids: Elizabeth Taylor door zich als aidsactivist op te werpen, Rock Hudson door eraan dood te gaan. Dat was voor Reagan reden om toch maar eens te luisteren naar het hoofd van de Gezondheidsraad, dokter Fauci (toen ook al!) en deze afschuwelijke epidemie (die al tienduizenden slachtoffers had gemaakt) serieus te nemen.

Groepen raken ons niet (behalve als je je tussen de ME’ers in wringt)

En dat is hoe het werkt. We identificeren ons dan wel met groepen, groepen ráken ons niet. Dat doen individuen. De vluchtelingen zijn voor ons niet meer dan een krantenkolom of een nieuwscategorie. Totdat we in een vluchtelingenkamp op Lesbos staan en samen met Adil, Mohammed en Nazdar van elke werkdag een geslaagde proberen te maken. Kinderen vinden we geinig, schattig of irritant. Onze eigen kinderen slaan ons compleet uit het lood, op elke manier denkbaar.

Complotdenkers beschouwen we als naïef of gevaarlijk. Maar dat je vriendin van vroeger de schuld buiten zichzelf zoekt kan je haar, terwijl ze al jaren geen uitzicht op vast werk of een eigen huis heeft, niet helemaal kwalijk nemen.

Je hoeft niet als Liesbeth een boekje open te doen over kinky feestjes

Jij, ik en de buurman, we vallen onder een hele trits aan groepen. Maar we zijn ook individuen, mensen met grijstinten. Als je in je schrijven iets van jezelf laat zien helpt dat de lezer om zich aan jou en jouw tekst te verbinden. Als zelfstandig ondernemer helpt je dat bijvoorbeeld in het bouwen van je eigen merkidentiteit. Maar ook om je schrijfdoel, bijvoorbeeld collega’s meekrijgen in een nieuw projectvoorstel, sneller te behalen.

Je eigen karakter in je tekst laten zien zit hem niet in ‘Hoi, ik ben Liesbeth en ik hou van kinky feestjes’-achtige statements. Maar wel in het tonen van jouw menszijn. Je eigen schrijfstem ontwikkelen is daarom belangrijk. Want: mensen doen geen zaken met bedrijven of instanties, mensen doen zaken met mensen.

Het helpt als je íets van jezelf laat zien

Cursisten vertellen me vaak dat ze hun teksten meer willen laten samenvallen met hoe ze zijn. Niet zo gortdroog en stijf, want zo beschouwen ze zich als persoon ook niet. Maar bij veel mensen gaat losser schrijven niet vanzelf. En dat komt, behalve door schrijfangst, omdat ze zichzelf als vertegenwoordiger van een groep zien.

De coaches. De beleidsmedewerkers. De boekhouders. Maar zij zíjn die groep niet. Net zoals jíj die groep niet bent. Jij bent Victor. Of Rens. Of Maaike. Jij hebt je eigenaardigheden, je manier van praten en je lievelingsontbijt. Je kan niet op hakken lopen, je bent dit jaar je eerste moestuin begonnen en weet meer over het verlies van dierbaren dan je lief is.

De lezer wil je snáppen

Dat hoef je niet allemaal te vertellen in je nieuwsbrief, in je projectverslag of in je brochure. Maar wij als lezer moeten het wel een beetje kunnen voelen. Hoe je in het leven staat: licht of juist serieus. Of je direct in de startblokken staat  of juist de tijd neemt om ergens in te duiken. Dan weten we een beetje met wie we een relatie aangaan.

Door je eigen stijl de ruimte te geven help je je teksten interessanter en toegankelijker te maken voor je lezer. In de online schrijftraining komt dit aan bod in de vierde les: Je Brand Voice of je Stijl. Volgens Maartje Schoolderman, die ooit nog weleens op het water wil gaan wonen, is dit hét onderdeel waar zij het meest aan had.

Haal die muur al schrijvend omlaag

Om in de geest van Ronald Reagan te blijven: haal die muur omlaag, tussen wie je bent en wie je denkt dat je al schrijvend moet zijn. Want het levenslang in stand houden van je eigen American Dream is alleen weggelegd voor heel goede acteurs. Of politici.

Wil je deze blogs voortaan in je mailbox ontvangen? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief. 

*Tip: Lees Fantoomgroei van Sander Heijne en Hendrik Noten over hoe onze samenleving nu functioneert. En hoe lang we dat nog moeten voortzetten. Of kijk het programma Scheefgroei in de Polder terug, dat op het boek gebaseerd is.

Waargebeurd. Daarom heb ik een hekel aan brainstorms

Act I

X: Lean

O: Lean?

X: Ja, Lean.

O: Ben ik het wel mee eens. Lean.

Dagmar: Sorry, ik heb het even gemist. Wat was er ook al weer mis met Link?

X: Link is iets too much. Zit iets teveel op de connectiviteit. En wij willen niet boven de massa staan, weet je? Niet die connectie gaan afdwingen. Maar er middenin gaan zitten. Feeding, Seeding & Bleeding. Wij zijn de massa.

O: Ja, zo is dat. Bovendien lijkt het anders alsof we affiliated zijn met LinkedIn. Zijn we niet.

Dagmar: Prima, dan doen we dus Lean.

Act II

X: Dus dan zijn we akkoord met Lean Digital Content Creators? LDSC?

O: Ik begin hem nu te voelen. Lean Digital Content Creators.

X: Ik ook. LDSC. Ja, dat klinkt wel. Dat klinkt wel echt.

O: Maken we er meteen een zíek logo bij.

Dagmar: Gaan we doen. Maar misschien is het goed om nu even onze strategie te bespreken. Ik denk dat we, gezien de planning, even vol moeten inzetten op online. Offline komt daarna wel.

X: Eens.

Dagmar: Kijk, een advertentiecampagne is zo opgetuigd. De social media ook. Maar we moeten verder kijken. Bewegende content maken. Iets geinigs.

O: Ja! Zodat we viraal gaan!

X: Wacht, ik heb meteen een idee. Iets dat een haakje heeft met creatie. Zo van, beelden die een verhaal vertellen. Een bloem uit de knop komt, een raket die gelanceerd wordt. En dan fast forward, naar een bejaarde met een rollator, spelende kinderen, mensen die bedolven onder gekleurd poeder aan het hardlopen zijn. Van die stockbeelden, weet je.

Dagmar: Die voel ik nog niet voor de volle honderd procent. Maar dat geeft niet, langzaam maar zeker komen we er.

X: Goed, al die beelden dus, en dan de pay-off: Creation comes out of nothing. But always starts with something.

Dagmar: Hm.

Act III

X: Wat vinden jullie?

O: Ik weet het niet.

X: Nee? Geeft niet, we zitten nog in de brainstorm. Wat mis je hier?

O: Ik vind het te lang, denk ik.

Dagmar: Ja, het is te lang. En volgens mij ook te Engels.

O: Ja, het is ook iets te Engels.

X: Oké, deze dan: Creatie. Van mean naar lean.

O: Ja, dat is al beter.

Dagmar: Zullen we ook iets over resultaten zeggen? Omdat we niet alleen van de mooie plaatjes zijn, maar ook klanten gaan helpen hun omzetdoel te behalen?

X: Ja, ik weet het. Iets van: Lean creatie leads to results.

O: Vet!

Dagmar: Laten we deze even parkeren.

Act IV

O: Prima. Trouwens, ik moet over 10 minuten weg, ik heb een call.

X: Ik moet ook zo gaan, ik heb een lunch meeting.

Dagmar: Rennen we er nog even snel doorheen. Wat staat er nu nog open?

O: Services, lijkt me.

Dagmar: Oh ja, services. Dus: wat bieden jullie? Wacht, ik pak even het whiteboard erbij. Roep maar iets.

O: Eh, content.

Dagmar: Schrijf ik op. Wat voor soort content?

O: Ik persoonlijk denk dus video.

X: Misschien ook audio? Iets van een podcast?

Dagmar: Oké. En video, kunnen we daar nog iets meer de diepte mee ingaan? Wat voor video?

O: Tja, een beetje die documentaire stijl, die voel ik wel. Niet dat gelikte. Geen suffe bedrijfsvideo’s, met van die typende vingers op een toetsenbord en een wide shot op de ontvangstbalie.

Dagmar: Oké. Vlogs? Ik noem maar wat.

X: Company vlogs, zeker een goed idee. Laat een paar van die camerajongens drie weken embedded gaan bij KPN of iets. Op zoek naar de hidden gems.

O: Sowieso moeten we ons daarop richten, vind ik. Hidden gems, dat is ons goud. Vertaal het naar de pay-off, en dan krijg je zoiets als: Dankzij lean content creation tevreden customers creëren door de hidden gems naar boven te halen.

X: Vind ik meer een propositie eigenlijk.

Dagmar: Oké. En verder?

Act V

X: Ja, weet je, nu ik er zo over nadenk denk ik eigenlijk dat we voorbij de vorm moeten kijken. Een oplossing voor onze klant kán video zijn. Maar kan ook een integrale campagne zijn, een webserie, een stukje copy, een pakkende visual.

Dagmar: Dat is zo. Maar video is jullie weapon of choice zeiden jullie eerder. Toch?

O: Zeker. Maar laten we dit voor onszelf niet helemaal in beton gieten.

X: Een breed arsenaal aan weapons, zoiets.

Dagmar: Oké, dan ga ik nu even advocaat van de duivel spelen: wát doen jullie precies? Hoe maken jullie producten concreet?

O: Dat is het hem juist, het maakt niet uit. Onze service, dat is wat ons onderscheidt. Die is excellent. Het product dat we afleveren is slechts het resultaat van onze service.

X: Wacht even, bedenk je dat nu ter plekke? Die is geniaal, man! ‘Product as a result of our excellent service.’

Dagmar: Top! Die hou ik die aan, als extra pay-off.

O: Sowieso. Hé, ik moet gaan. Dit was weer fantastisch, dank jullie wel. We gaan dit écht doen, hè?

X: Ja, ik kan echt niet wachten om die shit te gaan lanceren.

O: Volgende week zelfde tijd, zelfde plek?

Dagmar: Prima. En zullen we die tijd dan gebruiken om plat te slaan wát jullie precies gaan verkopen?

O: Kan, maar gezien de tijd kunnen we ook gewoon de website live gooien.

X: Precies. Gas erop, linkerbaan, gaan.

Dagmar slaakt een diepe, diepe zucht en besluit die avond om de opdracht terug te geven aan de klant. De rol van Content Strategist voor een start-up past haar toch niet.

Wil je deze blogs voortaan in je mailbox ontvangen? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief. 

Schrijf wat je wil schrijven (en vindt er later iets van)

header afbeelding blog kopje koffie

header afbeelding blog kopje koffie

Ik was laatst op pad met iemand die snel iets vindt, van dingen. En dan ook meteen véél vindt. En daar vind ik dan weer van alles van.

‘Jezus, je zal er maar wonen, zo pal langs de weg.’

Ik: ‘Maar wel een leuk huis. Waarschijnlijk horen die mensen dat verkeer zelf al niet meer.’

Ja, dacht ik op de weg terug, zo blijven natuurlijk we bezig.

Lekker secundair wezen

In de basis probeer ik doorgaans niet zo heel veel te vinden over dingen, mensen en situaties. Of nou ja. Ik vind eigenlijk regelmatig iets. Maar zelden direct. Ik ben nogal secundair in mijn reacties, en de ruimte om een uur na te denken over iets – in het geval van een vraag of stelling die onder mijn neus geschoven wordt – is er doorgaans niet. Om deze reden heb ik een absolute hekel aan brainstorms.

Of de fake-optimist uithangen

Omdat ik van nature geen pasklare mening of snedige repliek paraat heb, en ik negatieve statements niet zomaar wil belonen met een zwijgend instemmen, heb ik de neiging om tegenwicht te gaan zitten bieden wanneer dat wel gebeurt. Ik ga dan expres pluspunten zitten benoemen. Het zou kunnen dat in mijn persoon een ontzettend aanwezige moraalridder huist, maar dat oordeel laat ik aan jou. Het punt is: echt gezellig wordt het zo niet.

Een echt gesprek voeren

Het punt is ook: op deze manier voer je geen gesprek. Ik vraag namelijk niet door (waarom zou je hier niet willen wonen?) maar pareer deze hele stelling met een licht manische zonnige blik op dit gegeven. We voeren dan dus geen gesprek, we wisselen zinnen uit. En dat is een gemiste kans. Zoals Elke Wiss in Socrates op Sneakers schrijft:

We proberen de ander eerder te overtuigen van ons gelijk dan dat we samen op zoek gaan naar wezenlijke antwoorden. Veel van onze gesprekken hebben daardoor meer weg van een debat dan van een dialoog. We praten liever dan dat we luisteren, voor vragen stellen hebben we geen tijd. En toegeven iets niet te weten is al helemaal geen optie.

Of erkennen dat je van veel dingen gewoon niet wéét wat je ervan vindt. En dat dat je onzeker maakt, in een tijd dat de ene mening na de andere wordt uitgeserveerd.

Een tekst is een gesprek

Een tekst schrijven is ook een gesprek voeren, maar dan met je lezer. Jij schrijft, de lezer leest. En raakt zo hopelijk geïnspireerd. Om ergens op te klikken of om door te lezen. Of om niks te doen, maar drie maanden later tijdens een kennisquiz op televisie ineens te denken: god ja, die en die schreef daar ook zo’n zinnetje over. Een goed gesprek beklijft, een goede tekst doet dat ook.

Een gesprek voer je door goed te luisteren

Om goed te kunnen schrijven moet je goed kunnen luisteren. Naar jezelf, wel te verstaan. Naar wat jij wil vertellen met de tekst. In les 2 van de online schrijftraining ga je hiermee aan de slag, met het ‘wat’ en ‘waarom’ van je tekst. Ligt voor de hand? Misschien wel. Maar vanuit mijn *kuch* autoriteit als *proest* gezaghebbend tekstschrijver die zichzelf veel en vaak terug zag keren in de rol van communicatieadviseur en algehele creatief en business strateeg toch nog even dit: je zou de ondernemers en professionals de kost moeten geven die níet weten wat ze willen vertellen. Daar wil je toch niet bij horen?

Slopend, dit soort gesprekken

X: ‘Nou, ik doe dit en dit voor die en die op deze en zulke voorwaarden.’

Ik: Prima, schrijf ik dat voor je op.

X: ‘Nee, nu mist ook nog het stukje dat mijn achtergrond zus en zo is.’

Ik: En dat is belangrijk want?

X: ‘Nou, dát is dus de reden dat ik uitermate geschikt ben om dit en dat probleem op te pakken.’

Ik: Goed, zet ik dat erbij.

X: ‘Ja, want nu ik dit zo zie staan realiseer ik me dat dit kenmerk en die kwaliteit voor mijn klanten zwaar weegt.’

Ik: Oké. Maar je vertelt net dat je een ander type klanten wil.

X: ‘Ja, dat moet ik inderdaad ook.’

Ik: Van wie?

X: ‘Van mijn business coach.’

Ik: Oké.

X: ‘Om mijn omzetdoel van 100.000 euro per maand te behalen.’

Ik: In dat geval pas ik even mijn factuur aan.

X: ‘Eh.’

Ik: Geintje.

Had ik al gezegd dat ik brainstorms haat?

Schrijf dus op zonder oordeel

Dus: wat wil je vertellen en waarom? En welk deel van dat verhaal wil je op je website, op je blog of in je verslag zetten? Tip: schrijf gewoon alles rücksichtslos op. Ook alles waarvan je denkt dat het niet interessant, niet volwassen of niet professioneel is. Gooi je aannames overboord en schrijf zonder (echt) na te denken.

Kun je daarna lekker de strenge redacteur uithangen en werkelijk óveral wat van vinden.

Wil je deze blogs voortaan in je mailbox ontvangen? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief. 

Doodeng, natuurlijk, dat schrijven

Afbeelding blog 3 - schrijfangst

Afbeelding blog 3 - schrijfangst

Hoe je dealt met je koudwatervrees

‘Weet je waar ik het meest tegenop zie met die studie?’ Marlijn, mijn schoonzusje, duwt de peddel met lange halen door het water.

‘Nou?’ zeg ik.

‘Schrijven.’ Sloom golft het water naar achteren. De lucht is knalblauw, de zon schijnt. ‘Daar boffen we mee,’ zeiden we eerder die dag, toen we de supboards te water lieten. Officieel is het vandaag de eerste lentedag.

‘En waar zie je dan tegenop?’ vraag ik.

‘Ik ben echt heel slecht in spelling en grammatica.’ Ze draait zich om. ‘Ik heb alleen maar mavo, hè?’

Ik verplaats het gewicht van mijn ene voet naar de andere. Het board wiebelt teveel mee, ik span mijn billen aan. Rechtop blijven staan, please. ‘En is dat het enige?’ vraag ik, terwijl ik mijn beide voeten in het board probeer te planten. ‘Ik bedoel: je hebt dus wel in je hoofd wát je wil vertellen?’

‘Dat is het juist.’ zegt ze. ‘Als ik het nú tegen jou moet vertellen, gaat dat prima. Heb ik geen probleem met de juiste woorden vinden. Maar op het moment dat ik weet dat iemand ánders mijn tekst gaat lezen, blokkeer ik.’ Ze houdt haar peddel stil, wacht tot ik mezelf naast haar gemanoeuvreerd heb.

‘Dus als je het gevoel hebt dat je beoordeeld wordt.’ vat ik haar bezwaar samen.

Ze knikt.

‘Maar spelfouten en grammatica kun je laten checken’, zeg ik. ‘De spellingscheck van Word haalt ze eruit. Of je vraagt iemand die daar goed in is om je tekst te controleren.’ Ik wissel van kant, mijn board is te ver naar dat van haar gedraaid. ‘Waarin zit hem je angst? In afwijzing? Of dat de lezer je niet begrijpt?’ In deze bocht staat een sterke stroming, dus mijn board draait maar heel langzaam terug.  Hoe zat het ook al weer? Achteruit peddelen?

‘Nou’, begint ze. Haar ‘nou’ blijft in het luchtledige hangen want mijn board botst tegen dat van haar. En klapt om.

Het water is 3 graden, zoiets. De peddel, denk ik in paniek. Met mijn ijskoude handen vis ik hem uit het water en wurm mezelf op het supboard. Mijn bloed ruist in mijn oor.

‘Gaat het?’ vraagt Marlijn.

‘Ja prima, niks aan de hand’, hijg ik. ‘Zo’n wetsuit isoleert echt heel goed.’

‘We zijn er bijna’, zegt ze, en ze wijst naar het motorschip dat zo’n honderd meter verderop ligt aangemeerd.

Ik pak de peddel vast en blijf op mijn knieën zitten. Met korte halen sla ik door het water.

‘Niet te koud?’

‘Nee hoor. Dit moest een keer gebeuren.’

Ze knikt. ‘Weet je wat het is.’ zegt ze, en ze steekt de zonnebril in haar haar. ‘Ik schrijf ook weleens gedichtjes. Meestal na een meditatie.’ Ze kijkt me weer aan. ‘En gek genoeg heb ik dan nergens last van.’

‘Ja’, zeg ik, terwijl ik naar de meerpaal verderop kijk. ‘inderdaad bijzonder dat je dat opmerkt.’

Inspiratie, grammatica, spelling: allemaal niet het belangrijkste

Over schrijven bestaan veel aannames. Zoals dat je moet wachten op inspiratie voordat je kunt schrijven. Of dat schrijven alleen zin heeft als je alle regels van spelling en grammatica op een rijtje hebt. Maar eigenlijk heb je het dan over de handeling van schrijven. En niet over het schrijfproces zelf.

Is een grammaticaal perfect geschreven tekst altijd leuk of interessant om te lezen? Of gaat het om de zeggingskracht van de schrijver?

Deze gedachtes en ideeën kun je tenminste teruglezen

De online schrijftraining van Iedereen kan Schrijven richt zich in eerste plaats op de schrijver. Wat wil jij als schrijver zeggen, en waarom? En dan: gaan met die banaan.

Schrijven is denken. Of concreter: het externaliseren van denken naar letters op papier. En daar moet je soms moeite voor doen, de tijd voor nemen.

Schrijven is niets meer dan dat. Maar ook niet minder.

En het voordeel van schrijven boven denken is dat je je het dan tenminste nog eens kunt teruglezen.

Wat is dan wél het belangrijkste in schrijven?

Míjn grootste aanname als het gaat om schrijven is dit:

Teksten die iets doen met jou als schrijver doen dus ook iets met de lezer.

Teksten die ergens over gaan en een eigen stijl hebben zorgen ervoor dat je lezer door scrolt, op een button klikt, een collega aanstoot met ‘kijk wat ik nou lees’ of simpelweg moet glimlachen (of misschien wel even moet slikken). Kortom: ze zetten aan tot actie. Omdat het op dat moment wáár is wat er staat.

En wie bepaalt wanneer een tekst wáár is? Nou, dat bepaal jij als schrijver. En in principe wéét je het meestal wel wanneer iets waar is.

Als een bepaalde anekdote maar door je hoofd blijft spoken.

Als je een bepaalde persoon, of een bepaald onderwerp, lastig vindt om te snappen.

Als je je op een zeker moment kwetsbaar hebt gevoeld.

Of verdrietig, terwijl de context vrolijk was.

Als je contact met iemand stroef verloopt.

In die kraakjes, tussen een ideaalplaatje of een gedroomde werkelijkheid en het échte leven in al zijn grilligheid, daarin zit iets wat waar is.

En daarover moet je schrijven.

Wil je deze blogs voortaan in je mailbox ontvangen? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief. 

Fotografie: Jelena Simidzija / The Odd Bunch