Tag archieven: lezer

Schrijven is je plek opeisen

Wie schrijft claimt een plek in het hoofd van de lezer. Dus dan kun je er maar beter voor zorgen dat je tekst elke seconde aandacht waard is. Als er íets is dat Nora Ephron mij duidelijk maakt, is dát het wel. Haar essaybundel Wat baal ik van mijn hals (Uitgeverij Contact, 2007, vertaling door Christine Elion) blaakt van zelfvertrouwen. Van een boldness waar alleen een vrouw van middelbare leeftijd met meer dan 45 jaar werkervaring, geschreven bestsellers en geregisseerde blockbusters aanspraak op mag maken. Daar ben ik nog niet, maar goed, ik ben dan ook amper veertig, moet mijn eerste bestseller nog schrijven en ben aan regisseren nog niet toegekomen.

Toch probeer ik me al schrijvende een Nora te wanen. Of een Sylvia. Of een Sheila. Kortom: iemand die lak heeft aan wat jíj of wie dan ook van de tekst vindt. Maar het er gewoon, hup, uitgooit. Omdat deze woorden nou eenmaal geschreven moeten worden. En omdat jíj als lezer er goed aan doet om deze woorden heel snel tot je te nemen.

De stelligheid van Nora Ephron

Neem nu het verhaal Ik heb een hekel aan mijn tas uit de bovengenoemde bundel dat als volgt begint:

Ik heb een hekel aan mijn tas. Een vreselijke hekel. Als jij zo iemand bent die vindt dat tassen het einde zijn, dan kun je hier wel stoppen met lezen, want voor jou valt er in dit hoofdstuk niets te halen.

‘Oké mevrouw Ephron,’ zeg jij. ‘Ik ben ook geen fan van dat gesjouw met die grote buidels vol rotzooi of die pietepeuterige schoudertasjes waar je portemonnee nét niet lekker in past, maar een hékel eraan hebben?’

Toch intrigeert het je en lees je door. Natuurlijk lees je door.

Dit hoofdstuk is voor vrouwen die een hekel hebben aan hun tas, die niet goed in tassen zijn, die inzien dat hun tas een afspiegeling is van hun verwaarloosde huishouden, hun hopeloos gebrek aan organisatie, hun chronische onvermogen om ook maar iets weg te gooien, en een onafgebroken falen ten aanzien van de plichten die horen bij een moeizaam en veeleisend assecoire (de plicht, bijvoorbeeld, dat je tas op de een of andere manier moet passen bij wat je aan hebt).

En dan volgt er een rant over tassen met een wachtlijst, tassen waarvoor je bedragen neertelt waar je ook een gezinsauto van kunt aanschaffen. Tassen waar dan alsnog treinkaartjes in zoek raken, waar vergeten tictacs tegen de binnenkant kleven en waarin pennen nog steeds de neiging hebben tot lekken.

Mooi hè? Mooi, en in your face. Want soms, als je écht een boodschap wil overbrengen, moet dat.

Bepaal je schrijfdoel

Schrijven is een middel. Wat je doel is, bepaal je zelf. Jonge moeders in hun broek laten piesen van het lachen? Wanbetalers dwingen te betalen? De Belastingdienst bewegen om je uitstel te verlenen? You name it. Om iets te bereiken moet je af en toe een grote bek hebben. Je breed maken. Daar zijn schrijvers buiten het papier om meestal niet zo goed in, introvert als we zijn. Maar af en toe moeten we dat wel doen. En zéker in ons schrijven.

Ga maar na.

Voorbeelden van voorzichtig schrijven waarmee je je doel nooit bereikt

  • Ik overdrijf een beetje als ik zeg dat mijn baby een poepende huilmachine waar al mijn verwachtingen van deze dag, mijn to do-lijstje en mijn schaarse brokjes me-time in verdwijnen als ware het in een zwart gat. Want soms slaapt ze en dan is ze heel schattig en af en toe lacht ze en dan smelt ik vanbinnen. En ik heb wél gedoucht vandaag, en een half uur op Instagram zitten scrollen, dus eigenlijk kom ik prima aan mezelf toe.
  • Hopelijk lukt het om deze openstaande factuur binnen 7 dagen te betalen. Of weet je wat, doe maar 14, jullie hebben het ook niet makkelijk nu. Als het nog langer duurt, laat het me weten. Ach, ik zie het wel tegemoet, ooit. Komt vast goed. Tschüss.
  • Het zou voor mij wel schelen als ik deze aanslag van 15.000 euro niet in één keer hoef te betalen aangezien ik de afgelopen 18 maanden geen omzet heb gedraaid. En vóór 1 juni dit jaar? Oei, dat gaat me sowieso niet lukken, ben ik bang. Misschien kunnen we beginnen met 100 euro per maand en dan langzaam opbouwen, zoiets? Jullie zijn natuurlijk de experts, ik probeer alleen mee te denken.

Ruimte innemen: uitrekken, opblazen, afblaffen

Nee. Wil je je lezer aan het lachen maken? Dan zet je vol in op stereotypen en overdrijf je tot je scheel ziet. Zodat we ons niet hoeven te bekommeren om ons eigen doorsnee leven. We ons kunnen verlustigen aan die rare overlap van absurditeit en realiteit die bij het leven hoort. Want relativeren, dát kunnen we zelf ook. Sterker nog, dat doen we de hele dag door, tegen wil en dank. Geef ons even een break, ja?

Wil je iets gedaan krijgen van een klant of een instantie? Dan brul je naar beneden, zakelijk en zó dat je woord voor woord te verstaan bent. Nee, daar zit geen ruimte tussen, nee. Geen grijstint. Geen nuance. Nuance bewaar je voor je debuutroman, je Insta-poëzie of je voorgenomen break-up met je BFF.

Wij lezers wíllen een aandacht opeisende schrijver

Uitvergroting. Stelligheid. Ephron krijgt de ruimte, en néémt hem. En terecht. Zij is de schrijver. Wij betalen haar (inmiddels haar erfgenamen) met onze aandacht, onze tijd, en via allerlei omwegen, ook ons geld. Dus het is haar geraden dat ze met iets goed op de proppen komt. Iets dat ons aan het denken zet, iets waardoor we moeten grinniken, iets waarvan we schrikken of iets waardoor we ons ineens oprecht afvragen wat wíj eigenlijk vinden, van die stelling die ze daar zo poneert.

Dat is wat een goede schrijver doet. Ruimte innemen. En tijd. Op een manier die de lezer bevredigd achterlaat.

En dat je daardoor uitstel voor je inkomstenbelasting of een héle snelle betaling van die factuur van vorig jaar mei regelt, is dan mooi meegenomen.

Wil je deze blogs voortaan in je mailbox ontvangen? Schrijf je dan in voor mijn wekelijkse nieuwsbrief. 

Doodeng, natuurlijk, dat schrijven

Afbeelding blog 3 - schrijfangst

Afbeelding blog 3 - schrijfangst

Hoe je dealt met je koudwatervrees

‘Weet je waar ik het meest tegenop zie met die studie?’ Marlijn, mijn schoonzusje, duwt de peddel met lange halen door het water.

‘Nou?’ zeg ik.

‘Schrijven.’ Sloom golft het water naar achteren. De lucht is knalblauw, de zon schijnt. ‘Daar boffen we mee,’ zeiden we eerder die dag, toen we de supboards te water lieten. Officieel is het vandaag de eerste lentedag.

‘En waar zie je dan tegenop?’ vraag ik.

‘Ik ben echt heel slecht in spelling en grammatica.’ Ze draait zich om. ‘Ik heb alleen maar mavo, hè?’

Ik verplaats het gewicht van mijn ene voet naar de andere. Het board wiebelt teveel mee, ik span mijn billen aan. Rechtop blijven staan, please. ‘En is dat het enige?’ vraag ik, terwijl ik mijn beide voeten in het board probeer te planten. ‘Ik bedoel: je hebt dus wel in je hoofd wát je wil vertellen?’

‘Dat is het juist.’ zegt ze. ‘Als ik het nú tegen jou moet vertellen, gaat dat prima. Heb ik geen probleem met de juiste woorden vinden. Maar op het moment dat ik weet dat iemand ánders mijn tekst gaat lezen, blokkeer ik.’ Ze houdt haar peddel stil, wacht tot ik mezelf naast haar gemanoeuvreerd heb.

‘Dus als je het gevoel hebt dat je beoordeeld wordt.’ vat ik haar bezwaar samen.

Ze knikt.

‘Maar spelfouten en grammatica kun je laten checken’, zeg ik. ‘De spellingscheck van Word haalt ze eruit. Of je vraagt iemand die daar goed in is om je tekst te controleren.’ Ik wissel van kant, mijn board is te ver naar dat van haar gedraaid. ‘Waarin zit hem je angst? In afwijzing? Of dat de lezer je niet begrijpt?’ In deze bocht staat een sterke stroming, dus mijn board draait maar heel langzaam terug.  Hoe zat het ook al weer? Achteruit peddelen?

‘Nou’, begint ze. Haar ‘nou’ blijft in het luchtledige hangen want mijn board botst tegen dat van haar. En klapt om.

Het water is 3 graden, zoiets. De peddel, denk ik in paniek. Met mijn ijskoude handen vis ik hem uit het water en wurm mezelf op het supboard. Mijn bloed ruist in mijn oor.

‘Gaat het?’ vraagt Marlijn.

‘Ja prima, niks aan de hand’, hijg ik. ‘Zo’n wetsuit isoleert echt heel goed.’

‘We zijn er bijna’, zegt ze, en ze wijst naar het motorschip dat zo’n honderd meter verderop ligt aangemeerd.

Ik pak de peddel vast en blijf op mijn knieën zitten. Met korte halen sla ik door het water.

‘Niet te koud?’

‘Nee hoor. Dit moest een keer gebeuren.’

Ze knikt. ‘Weet je wat het is.’ zegt ze, en ze steekt de zonnebril in haar haar. ‘Ik schrijf ook weleens gedichtjes. Meestal na een meditatie.’ Ze kijkt me weer aan. ‘En gek genoeg heb ik dan nergens last van.’

‘Ja’, zeg ik, terwijl ik naar de meerpaal verderop kijk. ‘inderdaad bijzonder dat je dat opmerkt.’

Inspiratie, grammatica, spelling: allemaal niet het belangrijkste

Over schrijven bestaan veel aannames. Zoals dat je moet wachten op inspiratie voordat je kunt schrijven. Of dat schrijven alleen zin heeft als je alle regels van spelling en grammatica op een rijtje hebt. Maar eigenlijk heb je het dan over de handeling van schrijven. En niet over het schrijfproces zelf.

Is een grammaticaal perfect geschreven tekst altijd leuk of interessant om te lezen? Of gaat het om de zeggingskracht van de schrijver?

Deze gedachtes en ideeën kun je tenminste teruglezen

De online schrijftraining van Iedereen kan Schrijven richt zich in eerste plaats op de schrijver. Wat wil jij als schrijver zeggen, en waarom? En dan: gaan met die banaan.

Schrijven is denken. Of concreter: het externaliseren van denken naar letters op papier. En daar moet je soms moeite voor doen, de tijd voor nemen.

Schrijven is niets meer dan dat. Maar ook niet minder.

En het voordeel van schrijven boven denken is dat je je het dan tenminste nog eens kunt teruglezen.

Wat is dan wél het belangrijkste in schrijven?

Míjn grootste aanname als het gaat om schrijven is dit:

Teksten die iets doen met jou als schrijver doen dus ook iets met de lezer.

Teksten die ergens over gaan en een eigen stijl hebben zorgen ervoor dat je lezer door scrolt, op een button klikt, een collega aanstoot met ‘kijk wat ik nou lees’ of simpelweg moet glimlachen (of misschien wel even moet slikken). Kortom: ze zetten aan tot actie. Omdat het op dat moment wáár is wat er staat.

En wie bepaalt wanneer een tekst wáár is? Nou, dat bepaal jij als schrijver. En in principe wéét je het meestal wel wanneer iets waar is.

Als een bepaalde anekdote maar door je hoofd blijft spoken.

Als je een bepaalde persoon, of een bepaald onderwerp, lastig vindt om te snappen.

Als je je op een zeker moment kwetsbaar hebt gevoeld.

Of verdrietig, terwijl de context vrolijk was.

Als je contact met iemand stroef verloopt.

In die kraakjes, tussen een ideaalplaatje of een gedroomde werkelijkheid en het échte leven in al zijn grilligheid, daarin zit iets wat waar is.

En daarover moet je schrijven.

Wil je deze blogs voortaan in je mailbox ontvangen? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief. 

Fotografie: Jelena Simidzija / The Odd Bunch