Ergens in het begin van de jaren ’00, in de periode van the rise and (helaas gewelddadige) fall van wijlen Pim Fortuyn, raakte de term jip-en-janneketaal in zwang. Politici merkten dat ze de verbinding met hun kiezers aan het verliezen waren en riepen op tot het serieus nemen van de onderbuikgevoelens van die kiezers. Duidelijke taal paste daarbij.
Met ‘duidelijk’ bedoelde men in dit geval ‘niet-wollig’, ‘recht voor z’n raap’ en ‘zeggen waar het op staat’. Máár, haastte men te zeggen, wat níet bedoeld werd was jip-en-janneketaal. Waar ze het dan over hebben weet ik niet precies, misschien een soort kleuter-speak, verkeerd geschreven Nederlands of zinnen van drie woorden. Maar in ieder geval was het de bedoeling dat ‘duidelijk’ en ‘recht voor z’n raap’ in het politieke taalspectrum thuishoorden. En jip-en-janneketaal niet.
Jip-en-janneketaal zweeft nog steeds rond in ons idioom. De term valt gegarandeerd zodra iemand voorstelt om een beleidsplan simpel en duidelijk op te schrijven. ‘Simpel’, ja, ‘Maar géén jip-en-janneketaal!’
Eigenlijk moet je dan vragen: ‘Waarom niet? Wat gebeurt er dan?’
Simpel is iets anders dan niet serieus
Voor het zakelijk schrijven is ‘angst om niet serieus over te komen‘ dodelijk. Want dan krijg je borstklopperige voorstellen, gortdroge verslagen en hermetisch gesloten nieuwsbrieven. Mijn advies? Laat dit los. Want door je verhaal zo simpel mogelijk op te schrijven neemt je lezer je juist serieus.
If you can’t explain it simply, you don’t understand it well enough.
– Albert Einstein
Moeilijk gedoe? Nee, je bent nog met je kladversie bezig
Als je een moeilijk onderwerp helder en duidelijk kunt uitleggen kom je juist intelligent over. Je komt namelijk over als een schrijver die snapt waar ie het over heeft.
Prop je je teksten vol met lange woorden, veel jargon, passieve vlees-noch-vis-zinnen en lijkt daar geen eind aan te komen?
Dan ben je nog bezig met je kladversie. Dan leg je je tekst weg, kijk je de dag erna met een frisse blik en je stelt jezelf de belangrijkste vraag die er is, namelijk: Wat wil ik met deze tekst? En dan ga je liefdevol, maar beslist, je tekst snoeien tot de naakte waarheid overblijft. De kern van je tekst en niets anders dan dat. Daar gaat het namelijk om.
Kort, bondig en begrijpelijk schrijven is een uitdaging. Maar wel iets dat je bovenaan je prioriteitenlijstje moet zetten.
Hou het simpel, ook voor jou als schrijver
Niet alleen omdat het de lezer veel tijd bespaart, het dwingt jou als schrijver ook om goed na te denken over wát je precies wil zeggen en waarom.
Waarom herhaal je jezelf?
Waarom gebruik je daar een vakterm die je vervolgens gaat zitten uitleggen?
Waarom die afkorting? Je schrijft een e-mail, geen telegram.
De beste schrijftip van Japke D. Bouma is nog simpeler
In het artikel Negen tips om duidelijker te schrijven op je werk van de onvolprezen Japke D. Bouma las ik trouwens de beste schrijftip die je maar binnen de werkcontext, de kantoormuren en in de zakelijke communicatie kunt toepassen.
En die luidt: Schrijf niet.
Het artikel waarin Bouma deze tip beargumenteert zit achter een betaalmuur. Wie geen NRC-abonnement heeft en het stuk toch wil lezen mailt mij haar of zijn favoriete scéne uit Debiteuren Crediteuren, The Office (UK/US) of een andere kantoorserie. Mail ik je de screenshots.
Nog even over jip-en-janneketaal
Tot slot: Jip-en-janneketaal? Mochten we willen met z’n allen. Dat we zúlke fantasierijke verhaaltjes konden schrijven zoals Annie M.G. Schmidt dat kon. Daarom hier een van mijn lievelingsfilmpjes: Ischa Meyer die Annie interviewt. Meesterlijk en scherp. En ogenschijnlijk heel simpel. Maar schijn bedriegt, hun over en weer gepingpong is geniaal en bovendien een lust voor oog en oor.
Wil je deze blogs voortaan in je mailbox ontvangen? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief.
Als wij elkaar tegenkomen en aan de praat raken, verwacht ik niet dat de volgende situatie zich zal voordoen.
Dagmar: Ha jij, hoe is het?
Jij: Ha Dagmar. Goed. En met jou?
Dagmar: Goed. Zeg, ik heb iets meegemaakt wat ik je echt even wil vert-
Jij: Ja, doei. Ik ga even scrollen op Instagram. Later!
Naar elkaar luisteren kost moeite. Maar – doorgaans uit beleefdheid – doen we het toch. Of we doen alsof. Als we iets opschrijven waarvan we willen dat een ander het leest mist die etiquette. Als jij iets schrijft dat ik moet lezen, en het boeit me niet, ben ik weg. Om ervoor te zorgen dat we elkaar lezen moeten we uit een ander vaatje tappen dan wanneer we naar elkaar luisteren.
Schrijftijd is leestijd
Schrijven kost tijd. Lezen ook. Tijd die je lezer ook kwijt kan zijn aan koken, kleding op Vinted zetten of geduldig een verhaal van een kleuter aanhoren. Leven kost tijd.
De kunst van het schrijven, en dan heb ik het niet over kunstig schrijven, is iets vertellen dat de moeite waard is om te lezen. Dat de lezer na het lezen van zin 1 wil doorpakken naar zin 2.
En dan 3.
En naar alinea 3
Maar vergeet het idee dat je iets moet schrijven dat een ander de moeite waard vindt. Dat wéét je niet. Je ként die ander niet.
Je moet dus iets schrijven dat je zélf belangrijk vindt. Als iets waardevol genoeg is om op te schrijven is het ook waardevol genoeg om te lezen. Maar ja. Hoe wéét je dat? Want tijdens het schrijven ben je zó goed ingevoerd in je onderwerp of je verhaal, dat je inmiddels geen punt meer van een komma kunt onderscheiden. Wat is relevant en wat niet? En bovendien: komt je verhaal überhaupt wel over?
Tijd om naar jezelf te luisteren
Als je vastloopt in je tekst helpt deze tip je verder.
Lees de tekst die je geschreven hebt vóór.
Dan léés je met aandacht. En hóór je jezelf vertellen.
Door voor te lezen hoor je waar de zinnen niet lekker lopen. Weet je dat je, als je buiten adem raakt, de zin moet opknippen. Merk je snel genoeg welke stukjes bij elkaar horen en welke niet. Dan hoor je het ritme van je tekst. Dan hoor je waar je jezelf herhaalt. En waar je te kort door de bocht gaat.
Net zoals wanneer we elkaar op straat tegenkomen, en je mij een verhaal vertelt. Dan blijf ik luisteren. Want ik wil weten hoe het afloopt.
Wil je deze blogs voortaan in je mailbox ontvangen? Schrijf je dan in voor mijn wekelijkse nieuwsbrief.
Wie schrijft claimt een plek in het hoofd van de lezer. Dus dan kun je er maar beter voor zorgen dat je tekst elke seconde aandacht waard is. Als er íets is dat Nora Ephron mij duidelijk maakt, is dát het wel. Haar essaybundel Wat baal ik van mijn hals (Uitgeverij Contact, 2007, vertaling door Christine Elion) blaakt van zelfvertrouwen. Van een boldness waar alleen een vrouw van middelbare leeftijd met meer dan 45 jaar werkervaring, geschreven bestsellers en geregisseerde blockbusters aanspraak op mag maken. Daar ben ik nog niet, maar goed, ik ben dan ook amper veertig, moet mijn eerste bestseller nog schrijven en ben aan regisseren nog niet toegekomen.
Toch probeer ik me al schrijvende een Nora te wanen. Of een Sylvia. Of een Sheila. Kortom: iemand die lak heeft aan wat jíj of wie dan ook van de tekst vindt. Maar het er gewoon, hup, uitgooit. Omdat deze woorden nou eenmaal geschreven moeten worden. En omdat jíj als lezer er goed aan doet om deze woorden heel snel tot je te nemen.
De stelligheid van Nora Ephron
Neem nu het verhaal Ik heb een hekel aan mijn tas uit de bovengenoemde bundel dat als volgt begint:
Ik heb een hekel aan mijn tas. Een vreselijke hekel. Als jij zo iemand bent die vindt dat tassen het einde zijn, dan kun je hier wel stoppen met lezen, want voor jou valt er in dit hoofdstuk niets te halen.
‘Oké mevrouw Ephron,’ zeg jij. ‘Ik ben ook geen fan van dat gesjouw met die grote buidels vol rotzooi of die pietepeuterige schoudertasjes waar je portemonnee nét niet lekker in past, maar een hékel eraan hebben?’
Toch intrigeert het je en lees je door. Natuurlijk lees je door.
Dit hoofdstuk is voor vrouwen die een hekel hebben aan hun tas, die niet goed in tassen zijn, die inzien dat hun tas een afspiegeling is van hun verwaarloosde huishouden, hun hopeloos gebrek aan organisatie, hun chronische onvermogen om ook maar iets weg te gooien, en een onafgebroken falen ten aanzien van de plichten die horen bij een moeizaam en veeleisend assecoire (de plicht, bijvoorbeeld, dat je tas op de een of andere manier moet passen bij wat je aan hebt).
En dan volgt er een rant over tassen met een wachtlijst, tassen waarvoor je bedragen neertelt waar je ook een gezinsauto van kunt aanschaffen. Tassen waar dan alsnog treinkaartjes in zoek raken, waar vergeten tictacs tegen de binnenkant kleven en waarin pennen nog steeds de neiging hebben tot lekken.
Mooi hè? Mooi, en in your face. Want soms, als je écht een boodschap wil overbrengen, moet dat.
Bepaal je schrijfdoel
Schrijven is een middel. Wat je doel is, bepaal je zelf. Jonge moeders in hun broek laten piesen van het lachen? Wanbetalers dwingen te betalen? De Belastingdienst bewegen om je uitstel te verlenen? You name it. Om iets te bereiken moet je af en toe een grote bek hebben. Je breed maken. Daar zijn schrijvers buiten het papier om meestal niet zo goed in, introvert als we zijn. Maar af en toe moeten we dat wel doen. En zéker in ons schrijven.
Ga maar na.
Voorbeelden van voorzichtig schrijven waarmee je je doel nooit bereikt
Ik overdrijf een beetje als ik zeg dat mijn baby een poepende huilmachine waar al mijn verwachtingen van deze dag, mijn to do-lijstje en mijn schaarse brokjes me-time in verdwijnen als ware het in een zwart gat. Want soms slaapt ze en dan is ze heel schattig en af en toe lacht ze en dan smelt ik vanbinnen. En ik heb wél gedoucht vandaag, en een half uur op Instagram zitten scrollen, dus eigenlijk kom ik prima aan mezelf toe.
Hopelijk lukt het om deze openstaande factuur binnen 7 dagen te betalen. Of weet je wat, doe maar 14, jullie hebben het ook niet makkelijk nu. Als het nog langer duurt, laat het me weten. Ach, ik zie het wel tegemoet, ooit. Komt vast goed. Tschüss.
Het zou voor mij wel schelen als ik deze aanslag van 15.000 euro niet in één keer hoef te betalen aangezien ik de afgelopen 18 maanden geen omzet heb gedraaid. En vóór 1 juni dit jaar? Oei, dat gaat me sowieso niet lukken, ben ik bang. Misschien kunnen we beginnen met 100 euro per maand en dan langzaam opbouwen, zoiets? Jullie zijn natuurlijk de experts, ik probeer alleen mee te denken.
Ruimte innemen: uitrekken, opblazen, afblaffen
Nee. Wil je je lezer aan het lachen maken? Dan zet je vol in op stereotypen en overdrijf je tot je scheel ziet. Zodat we ons niet hoeven te bekommeren om ons eigen doorsnee leven. We ons kunnen verlustigen aan die rare overlap van absurditeit en realiteit die bij het leven hoort. Want relativeren, dát kunnen we zelf ook. Sterker nog, dat doen we de hele dag door, tegen wil en dank. Geef ons even een break, ja?
Wil je iets gedaan krijgen van een klant of een instantie? Dan brul je naar beneden, zakelijk en zó dat je woord voor woord te verstaan bent. Nee, daar zit geen ruimte tussen, nee. Geen grijstint. Geen nuance. Nuance bewaar je voor je debuutroman, je Insta-poëzie of je voorgenomen break-up met je BFF.
Wij lezers wíllen een aandacht opeisende schrijver
Uitvergroting. Stelligheid. Ephron krijgt de ruimte, en néémt hem. En terecht. Zij is de schrijver. Wij betalen haar (inmiddels haar erfgenamen) met onze aandacht, onze tijd, en via allerlei omwegen, ook ons geld. Dus het is haar geraden dat ze met iets goed op de proppen komt. Iets dat ons aan het denken zet, iets waardoor we moeten grinniken, iets waarvan we schrikken of iets waardoor we ons ineens oprecht afvragen wat wíj eigenlijk vinden, van die stelling die ze daar zo poneert.
Dat is wat een goede schrijver doet. Ruimte innemen. En tijd. Op een manier die de lezer bevredigd achterlaat.
En dat je daardoor uitstel voor je inkomstenbelasting of een héle snelle betaling van die factuur van vorig jaar mei regelt, is dan mooi meegenomen.
Wil je deze blogs voortaan in je mailbox ontvangen? Schrijf je dan in voor mijn wekelijkse nieuwsbrief.
Ik was doodop, na drie weken intensieve schrijfcursus. Elke dag maakten de medecursisten en ik een opdracht en elke dag zaten we in spanning. Want wat zou juf K. hiervan vinden?
Een scherp geformuleerde opdracht in combinatie met stevige feedback zorgt ervoor dat teksten schrijven verder gaat dan la-la-la-schrijf ik wel even. Daarom krijgen alle cursisten nu standaard feedback op een van de teksten die ze schrijven binnen de basistraining Zakelijke teksten schrijven.
Na la-la-la komt a-ha. En nee-nee. En streep-streep. Maar in de cursus die ik bij K. volgde ging het daar niet om. In deze cursus ging het om ram-bam, in één keer raak. En als het niet in één keer raak was hoorden we dat. Meteen. En moesten we onze zinnetjes verbeteren. Zodat we daarna iets beter snapten wat de bedoeling was. Oefenen en weten wat je moet verbeteren helpt je om, nou ja, beter te worden. Dat geldt voor alles en zeker voor schrijven.
Oefenen, schrijven, verbeteren, repeat
Een online schrijftraining zorgt ervoor dat je de basis van het schrijven in de vingers krijgt. Je wandelt langs alle facetten die horen bij het schrijven als proces. En bij het schrijven als handeling. Maar om écht beter te worden moet je oefenen. Veel en vaak. Als je weet dat je feedback krijgt op je werk dwingt je dat je om in ieder geval iets héél goeds af te leveren. Voor iemand anders hollen we meestal toch nét iets harder dan voor onszelf.
Deze blogs schrijf ik ook niet alleen voor mezelf. Maar voor jou, de lezer.
Gratis dus, die feedback?
Tijdelijk wel. Cursisten die nu bezig zijn of zijn begonnen op of na 1 mei 2019 hoeven hier niets extra’s voor te betalen. En mensen die de training nu kopen profiteren ook mee, want de feedback is inclusief en de prijs van de training blijft hetzelfde. Maar, het blijft Cialdini, tót 1 juli 2021. Vanaf dat moment verreken ik de prijs voor feedback in de basistraining en zal hij 314 euro gaan kosten.
Hoe ziet die feedback op jouw schrijven eruit?
Je volgt de training of je hebt hem gevolgd. Zodra je bij bij les 5 bent ontvang je een e-mail van mij, met de vraag of je een tekst, een blog, een artikel of whatever hebt waarop je feedback wilt. Waarom stuur ik die e-mail bij les 5? Omdat dat de les is waarin je aan de slag gaat met het redigeren van je tekst. Dus hoe je je tekst zo effectief mogelijk verbetert. Dan ga ik ervan uit dat je al hebt nagedacht over de inhoud en het doel van je tekst. En anders kom ik daar wel achter.
Videomeeting of feedback in het document zelf
Zodra je mij laat weten dat je een tekst heb waarop je feedback wilt plannen we een videomeeting in. Je stuurt je tekst op, zodat ik hem van tevoren kan doornemen. Tijdens de videomeeting bespreken we je tekst. Dat geeft je meteen de gelegenheid om vragen te stellen. Als je geen tijd of energie hebt voor een videogesprek verwerk ik de feedback in het document zelf.
Hoe lang?
Je tekst? Niet korter dan 500 en niet langer dan 1500 woorden. Op die manier krijg je voldoende een beeld van wat je nog kunt verbeteren in je tekst. Of tot wanneer je mijn feedback ontvangt? Dat laat ik je weten, ik probeer om binnen een week een afspraak met je te maken.
Wil je deze blogs voortaan in je mailbox ontvangen? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief.
Maar verhalenvertellers zijn niet per se bloggers.
We vinden het doodeng, gedachten en ideeënopschrijven die écht uit onszelf komen. Die over óns gaan en niet over iets abstracts. Staan die ideeën of gekke associaties daar ineens, zwart op wit, unferfroren. Gedachtespinsels die we eerder nog keurig binnenskamers hielden. En dan zou je ze ook nog eens moeten publiceren?
En dan heb ik het nog niet eens over de moeite die het kost om elke dag, elke week of desnoods elke maand iets zinnigs en prikkelends op papier te zetten. Bloggers zijn doorzetters, soms met het snot voor de ogen.
Dag dagboek – daar ben ik weer
Is schrijven lijden? Mwah. Maar schrijven is ook geen gesneden koek. Zo ben ik dit jaar met een dagboek begonnen. Niet in de vorm van een papieren cahier met een slotje, maar met een dagboek-app op m’n telefoon. Mijn dagelijkse beslommeringen gevat in een foto en een tekstje van een paar regels, meer moest het niet wezen. En toch. Me dáár elke dag toe zetten kost alsnog moeite. Want mijn brein induiken en vijf seconden langer nadenken over wat ik die dag nou éigenlijk heb meegemaakt vraagt toch een heel klein beetje van mijn aandacht. En aandacht vrijmaken, dat is moeilijk.
Niemand anders krijgt mijn dagboek te lezen. Dus waar hébben we het eigenlijk over?
Of het nu een dagboeknotitie is of een voordracht voor een miljoenenpubliek: continu iets waarachtigs schrijven is gedoe. Gedoe waar anderen, lezers, deelgenoot van zijn. Lezers die ook nog eens iets vinden van wat jij schrijft. Voilà: bloggen in een notendop.
Waarom blog ik dan toch? Om drie redenen
Plezier
Ik schrijf veel en vaak, op dit moment zelfs aan mijn debuutroman. Met eigen blog zorg ik voor mijn eigen online plek waar ik direct mijn teksten op kan publiceren. Ik heb met mezelf afgesproken dit wekelijks te doen. Op die manier daag ik mezelf elke week uit om iets te schrijven dat én relevant is én leuk om te lezen. Zoals een boekweitcracker met hummus: snackable doch voedzaam.
Poen
Door wekelijks verse content op mijn website te plaatsen indexeren zoekmachines mijn website als relevanter. Als veel mensen mijn blogs lezen zien Google en consorten dat als waardevolle content. Twee aspecten die ervoor zorgen dat mijn website beter rankt waardoor mensen die op zoek zijn naar een online schrijftraining mij sneller vinden. De meeste schrijftrainingen verkoop ik aan mensen die mij via een zoekmachine hebben gevonden. Daarna aan inschrijvers van mijn nieuwsbrief.
Prestige
Een schrijfjuf die jou vertelt dat je moet schrijven en het zelf niet (zichtbaar) doet, dat is raar. Bovendien zijn mijn blogs een manier om met jou als lezer in contact te blijven. Van jouw eventuele opmerkingen of leesgedrag leer ik weer dingen die ik in mijn schrijftrainingen kan verwerken.
Kortom: wekelijks bloggen levert mij een permante klus op die aan het principe van de drie P’s voldoet.
Waarom zou jij moeten bloggen? Omdat dit je profiel is
Je hebt een onbedwingbare neiging om dingen te willen opschrijven. Of je het nou doet of niet.
Je wil dat andere mensen jouw schrijfsels lezen. Want je schrijft grappige observaties of supersterke analyses. Bovendien moeten ze jou gewoon leren kennen.
Je durft het aan om beter te worden in schrijven.
En waarom dan bloggen?
De beste leerschool is de praktijk en dat geldt zéker voor schrijven. Dan is het slim om die drempel voor jezelf zo laag mogelijk te maken. Voor bloggen heb je niets anders nodig dan een online plek om te publiceren. Het liefst je eigen website. Op je eigen website heb je niet te maken met bitse uitgevers en eindredacteuren, een strenge spellingscorrector of stapels papier en hoge drukkosten.
Je kunt ook je hele ziel en zaligheid op Facebook, Instagram of LinkedIn pleuren. Alleen is je content dan niet meer van jou. Als Mark Zuckerberg of Ryan Roslansky besluit om de stekker eruit te trekken hang je. Een eigen website (laten) maken is écht aan te raden. Als je je een middag verdiept in systemen als WordPress kom je een heel eind*. Via gratis** platforms als Wix en Squarespace is het helemaal makkelijk.
En dat is alles wat ik moet weten over bloggen?
Er zijn wel een paar regels waar blogs aan moeten voldoen. Maar ook weer niet zo heel veel. Een pakkende titel is handig. Je tekst opknippen in alinea’s en die voorzien van tussenkoppen ook. Dan voldoe je meteen aan een paar basale eisen voor webtoegankelijkheid.
Verder: zoveel mogelijk actief schrijven, lange zinnen afwisselen met korte, lees je tekst hardop voor en schrijf ‘Lieve Dagmar’ bovenaan je blog. Als je je blog nog wat meer cachet wil geven plak je een of twee relevante hyperlinks in je blog. En als je helemaal gek wil doen versier je je tekst met een passende afbeelding.
That’s it.
Simpel hè?
En nu maar schrijven.
Wil je deze blogs voortaan in je mailbox ontvangen? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief.
* Mijn webbouwer Seb de la Web heeft demo’s en video’s online staan met tips. Ook is hij een training aan het ontwikkelen waarmee je zelf je eigen website kunt bouwen.
** Gratis bestaat natuurlijk niet. Goed boek hierover is Je hebt wél iets te verbergen van Dimitri Tokmetzis en Maurits Martijn.
De laatste weken zit ik weer eens ouderwets aan de buis gekluisterd. Onderwerp van mijn hijgende belangstelling: The Reagans. Een vierdelige documentaireserie van de VPRO over het echtpaar Ronald en Nancy Reagan. President en First Lady.
Twee sociale klimmers, gewezen acteurs, de een met iets meer talent voor de bühne dan de ander (Ronald). De ander met een stuk meer talent voor het politieke schimmenspel dan de een (Nancy). Waarom fascineert deze documentaire mij zo?
De gedroomde president uit Hollywood
Tja, wat is er zo boeiend aan het leven van een gewezen presidentskoppel dat ooit de Verenigde Staten bestierde, een land dat niet het mijne is? Dat heeft twee redenen. Ten eerste: deze mensen zijn hun carrière ooit begonnen in Hollywood, de plek waar dromen werkelijkheid worden. Of nou ja, waar je leert om heel goed te faken dat je een droomleven leidt. De Reagans aten, dronken en ademden ‘the American Dream’. Maar of ze hem daadwerkelijk leefden is voer voor discussie. Ga dus vooral deze documentaire zien zodat we die discussie daarna kunnen voeren.
Ten tweede: het presidentschap van de Reagans (en het meervoud is in dit geval op zijn plaats – Nancy wás Claire Underwood avant la lettre) luidde een nieuwe tijd in. Deze tijd. Onze tijd.
Mijn tijd.
Amerika: glanzende hamburgers en een infrastructuur van kroepoek
Als achtjarige keek ik hunkerend naar het Verre Westen. Het land van Nikes, glanzende hamburgers, Madonna en Nintendo (wist ik veel). Amerika stond voor alles wat ik niet had en niet mocht, maar wel wilde. Mijn beeld van Amerika is nog steeds dat van een land waar (bijna) alles mogelijk is. Maar ook van een westers land dat zich gedraagt als een land in ontwikkeling, met extreme tegenstellingen, diepgeworteld racisme en een infrastructuur van kroepoek.
Tijdens het bewind van de Reagans brokkelden de sociale voorzieningen van Amerika in mum van tijd af. De gevolgen drukken nog steeds zwaar op de Amerikaanse samenleving.
Reaganomics en de no-nonsense-economie van ‘onze Ruud’
In 1981 werd Reagan gekozen tot 40e president van Amerika en bleef aan de macht tot 1989. Hij presenteerde zich als een oerdegelijke Conservatief, die zichzelf met ‘Mr. Gorbatsjov, tear down this wall’, bovendien aan de goede kant van het IJzeren Gordijn plaatste. Hij was ook degene die tijdens de economische recessie van begin jaren ’80 extreem sneed in overheidsbegrotingen. Hierdoor rezen de werkloosheid, dakloosheid, armoede, psychische problemen en het drugsgebruik de pan uit en dit bracht miljoenen Amerikanen in grote problemen. Reaganomics werd de geuzennaam van zijn economische beleid.
CDA-premier Ruud Lubbers volgde deze ontwikkeling met belangstelling en regering Lubbers nam begin jaren ’80 beslissingen die de deur van de verzorgingsstaat wagenwijd openzette voor de neoconservatieve wind die er toen waaide. En nog steeds waait.*
Kortom: ik kijk naar The Reagans en ik realiseer me ineens heel duidelijk dat ik een poppetje in de geschiedenis ben. De achtjarige Dagmar heeft Reagan nog meegemaakt, wist je dat? Mijn jeugd blijkt zich in een ander tijdperk te wortelen.
Ik word bijna veertig, zoveel is duidelijk. 🙂
Dokter Fauci en Amerikaanse presidenten…
Los van dit inkijkje in mijn eigen identiteit is er nog iets dat bij me blijft hangen. De documentaire maakt duidelijk dat Reagan echt helemaal niets op had met Democraten, met zwarte mensen, met drugsgebruikers, met queer personen. Althans, wanneer die zich als groep manifesteerden. Want met individuele personen voelde hij zich wel degelijk verbonden. Hij had een zwarte jeugdvriend en bij diens gezin kwam hij nog altijd over de vloer. Zijn omgeving zag dat hij oprecht geraakt werd door de verhalen van kinderen die wees waren geworden omdat hun ouders aan een drugsoverdosis waren overleden.
En zijn voormalige Hollywood-collega’s kregen te maken kregen met aids: Elizabeth Taylor door zich als aidsactivist op te werpen, Rock Hudson door eraan dood te gaan. Dat was voor Reagan reden om toch maar eens te luisteren naar het hoofd van de Gezondheidsraad, dokter Fauci (toen ook al!) en deze afschuwelijke epidemie (die al tienduizenden slachtoffers had gemaakt) serieus te nemen.
Groepen raken ons niet (behalve als je je tussen de ME’ers in wringt)
En dat is hoe het werkt. We identificeren ons dan wel met groepen, groepen ráken ons niet. Dat doen individuen. De vluchtelingen zijn voor ons niet meer dan een krantenkolom of een nieuwscategorie. Totdat we in een vluchtelingenkamp op Lesbos staan en samen met Adil, Mohammed en Nazdar van elke werkdag een geslaagde proberen te maken. Kinderen vinden we geinig, schattig of irritant. Onze eigen kinderen slaan ons compleet uit het lood, op elke manier denkbaar.
Complotdenkers beschouwen we als naïef of gevaarlijk. Maar dat je vriendin van vroeger de schuld buiten zichzelf zoekt kan je haar, terwijl ze al jaren geen uitzicht op vast werk of een eigen huis heeft, niet helemaal kwalijk nemen.
Je hoeft niet als Liesbeth een boekje open te doen over kinky feestjes
Jij, ik en de buurman, we vallen onder een hele trits aan groepen. Maar we zijn ook individuen, mensen met grijstinten. Als je in je schrijven iets van jezelf laat zien helpt dat de lezer om zich aan jou en jouw tekst te verbinden. Als zelfstandig ondernemer helpt je dat bijvoorbeeld in het bouwen van je eigen merkidentiteit. Maar ook om je schrijfdoel, bijvoorbeeld collega’s meekrijgen in een nieuw projectvoorstel, sneller te behalen.
Je eigen karakter in je tekst laten zien zit hem niet in ‘Hoi, ik ben Liesbeth en ik hou van kinky feestjes’-achtige statements. Maar wel in het tonen van jouw menszijn. Je eigen schrijfstem ontwikkelen is daarom belangrijk. Want: mensen doen geen zaken met bedrijven of instanties, mensen doen zaken met mensen.
Het helpt als je íets van jezelf laat zien
Cursisten vertellen me vaak dat ze hun teksten meer willen laten samenvallen met hoe ze zijn. Niet zo gortdroog en stijf, want zo beschouwen ze zich als persoon ook niet. Maar bij veel mensen gaat losser schrijven niet vanzelf. En dat komt, behalve door schrijfangst, omdat ze zichzelf als vertegenwoordiger van een groep zien.
De coaches. De beleidsmedewerkers. De boekhouders. Maar zij zíjn die groep niet. Net zoals jíj die groep niet bent. Jij bent Victor. Of Rens. Of Maaike. Jij hebt je eigenaardigheden, je manier van praten en je lievelingsontbijt. Je kan niet op hakken lopen, je bent dit jaar je eerste moestuin begonnen en weet meer over het verlies van dierbaren dan je lief is.
De lezer wil je snáppen
Dat hoef je niet allemaal te vertellen in je nieuwsbrief, in je projectverslag of in je brochure. Maar wij als lezer moeten het wel een beetje kunnen voelen. Hoe je in het leven staat: licht of juist serieus. Of je direct in de startblokken staat of juist de tijd neemt om ergens in te duiken. Dan weten we een beetje met wie we een relatie aangaan.
Door je eigen stijl de ruimte te geven help je je teksten interessanter en toegankelijker te maken voor je lezer. In de online schrijftraining komt dit aan bod in de vierde les: Je Brand Voice of je Stijl. Volgens Maartje Schoolderman, die ooit nog weleens op het water wil gaan wonen, is dit hét onderdeel waar zij het meest aan had.
Haal die muur al schrijvend omlaag
Om in de geest van Ronald Reagan te blijven: haal die muur omlaag, tussen wie je bent en wie je denkt dat je al schrijvend moet zijn. Want het levenslang in stand houden van je eigen American Dream is alleen weggelegd voor heel goede acteurs. Of politici.
Wil je deze blogs voortaan in je mailbox ontvangen? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief.
*Tip: Lees Fantoomgroei van Sander Heijne en Hendrik Noten over hoe onze samenleving nu functioneert. En hoe lang we dat nog moeten voortzetten. Of kijk het programma Scheefgroei in de Polder terug, dat op het boek gebaseerd is.
Ik was laatst op pad met iemand die snel iets vindt, van dingen. En dan ook meteen véél vindt. En daar vind ik dan weer van alles van.
‘Jezus, je zal er maar wonen, zo pal langs de weg.’
Ik: ‘Maar wel een leuk huis. Waarschijnlijk horen die mensen dat verkeer zelf al niet meer.’
Ja, dacht ik op de weg terug, zo blijven natuurlijk we bezig.
Lekker secundair wezen
In de basis probeer ik doorgaans niet zo heel veel te vinden over dingen, mensen en situaties. Of nou ja. Ik vind eigenlijk regelmatig iets. Maar zelden direct. Ik ben nogal secundair in mijn reacties, en de ruimte om een uur na te denken over iets – in het geval van een vraag of stelling die onder mijn neus geschoven wordt – is er doorgaans niet. Om deze reden heb ik een absolute hekel aan brainstorms.
Of de fake-optimist uithangen
Omdat ik van nature geen pasklare mening of snedige repliek paraat heb, en ik negatieve statements niet zomaar wil belonen met een zwijgend instemmen, heb ik de neiging om tegenwicht te gaan zitten bieden wanneer dat wel gebeurt. Ik ga dan expres pluspunten zitten benoemen. Het zou kunnen dat in mijn persoon een ontzettend aanwezige moraalridder huist, maar dat oordeel laat ik aan jou. Het punt is: echt gezellig wordt het zo niet.
Een echt gesprek voeren
Het punt is ook: op deze manier voer je geen gesprek. Ik vraag namelijk niet door (waarom zou je hier niet willen wonen?) maar pareer deze hele stelling met een licht manische zonnige blik op dit gegeven. We voeren dan dus geen gesprek, we wisselen zinnen uit. En dat is een gemiste kans. Zoals Elke Wiss in Socrates op Sneakers schrijft:
We proberen de ander eerder te overtuigen van ons gelijk dan dat we samen op zoek gaan naar wezenlijke antwoorden. Veel van onze gesprekken hebben daardoor meer weg van een debat dan van een dialoog. We praten liever dan dat we luisteren, voor vragen stellen hebben we geen tijd. En toegeven iets niet te weten is al helemaal geen optie.
Of erkennen dat je van veel dingen gewoon niet wéét wat je ervan vindt. En dat dat je onzeker maakt, in een tijd dat de ene mening na de andere wordt uitgeserveerd.
Een tekst is een gesprek
Een tekst schrijven is ook een gesprek voeren, maar dan met je lezer. Jij schrijft, de lezer leest. En raakt zo hopelijk geïnspireerd. Om ergens op te klikken of om door te lezen. Of om niks te doen, maar drie maanden later tijdens een kennisquiz op televisie ineens te denken: god ja, die en die schreef daar ook zo’n zinnetje over. Een goed gesprek beklijft, een goede tekst doet dat ook.
Een gesprek voer je door goed te luisteren
Om goed te kunnen schrijven moet je goed kunnen luisteren. Naar jezelf, wel te verstaan. Naar wat jij wil vertellen met de tekst. In les 2 van de online schrijftraining ga je hiermee aan de slag, met het ‘wat’ en ‘waarom’ van je tekst. Ligt voor de hand? Misschien wel. Maar vanuit mijn *kuch* autoriteit als *proest* gezaghebbend tekstschrijver die zichzelf veel en vaak terug zag keren in de rol van communicatieadviseur en algehele creatief en business strateeg toch nog even dit: je zou de ondernemers en professionals de kost moeten geven die níet weten wat ze willen vertellen. Daar wil je toch niet bij horen?
Slopend, dit soort gesprekken
X: ‘Nou, ik doe dit en dit voor die en die op deze en zulke voorwaarden.’
Ik: Prima, schrijf ik dat voor je op.
X: ‘Nee, nu mist ook nog het stukje dat mijn achtergrond zus en zo is.’
Ik: En dat is belangrijk want?
X: ‘Nou, dát is dus de reden dat ik uitermate geschikt ben om dit en dat probleem op te pakken.’
Ik: Goed, zet ik dat erbij.
X: ‘Ja, want nu ik dit zo zie staan realiseer ik me dat dit kenmerk en die kwaliteit voor mijn klanten zwaar weegt.’
Ik: Oké. Maar je vertelt net dat je een ander type klanten wil.
X: ‘Ja, dat moet ik inderdaad ook.’
Ik: Van wie?
X: ‘Van mijn business coach.’
Ik: Oké.
X: ‘Om mijn omzetdoel van 100.000 euro per maand te behalen.’
Ik: In dat geval pas ik even mijn factuur aan.
X: ‘Eh.’
Ik: Geintje.
Had ik al gezegd dat ik brainstorms haat?
Schrijf dus op zonder oordeel
Dus: wat wil je vertellen en waarom? En welk deel van dat verhaal wil je op je website, op je blog of in je verslag zetten? Tip: schrijf gewoon alles rücksichtslos op. Ook alles waarvan je denkt dat het niet interessant, niet volwassen of niet professioneel is. Gooi je aannames overboord en schrijf zonder (echt) na te denken.
Je bent iemand die alle boeken netjes in de kast wil hebben staan. Het liefst op kleur, en binnen dát kader ook nog op alfabet. Dat kan. Maar dan heb je nog geen dwangneurose. Je moeder schiet op de vreemdste momenten uit haar slof, haalt met die onvoorspelbaarheid het bloed onder je nagels vandaan. Tuurlijk, herkenbaar. Maar hang je daar meteen het label borderline aan? Tijdens hun laatste bezoek verbouwde het driejarige zoontje van je vriendin je nieuwe design kattenkrabmeubel tot een berg brokstukken van gevlochten kokos en polyester vacht. En daarvoor was een normaal gesprek ook al niet mogelijk, omdat het jongetje jullie de hele tijd in de rede viel. Irritant, ja, maar nog geen ADHD’er.
Labelen, we doen het de hele dag door. Maar waarom eigenlijk?
Mensen neigen snel naar het categoriseren van anderen, helemaal als het gaat om personen die afwijken van de (zelfbedachte) norm. Snap ik wel, want categorieën of labels geven duidelijkheid, helemaal als het gaat om mensen die jij niet snapt, of die jou en de rest van de wereld niet snappen.
Voor iedereen, label of niet, met of zónder diagnose, komt de wereld af en toe voor als een enorme chaotische puinzooi.
Want ja, als álles overhoop ligt, wat doe je dan?
Het zat zo. Na zes dagen op pad te zijn geweest, waarin hij mooie dingen had gemaakt, en even los had kunnen komen van het gezinsleven, stond mijn vriend weer in de keuken. En wist hij binnen no time de door mij zorgvuldig gekoesterde kalmte en structuur overhoop te gooien. Ja, er lag al troep. Maar dat was míjn troep. Niet te vergelijken met de karavaan aan koffers en tassen die nu in de gang stond. Met de kluiten aarde die verspreid over de traploper lagen. De wasmachine die ineens een bonte én een zwarte én een witte was stond te draaien. De leeggelopen afwasbak die vol schuim stond, met etensresten in het zeefje. Het zand op het pas verschoonde bed, de tuindeur die non-stop open stond (het was drie graden) en de opengescheurde zak chips op de bank. De door mij voorbereide vegetarische curry voor het avondeten werd naar de koelkast verwezen ten gunste van noedels en bapao’s. Inmiddels zat ik boven op onze slaapkamer, om even héél rustig en héél kalm te kunnen omschakelen.
En kon ik mezelf niet aan de indruk onttrekken dat ik mogelijk een héél klein beetje autisme in me had. Zou het?
En als dát zo was, dan was het misschien niet zo erg dat ik nu zat te trillen als een riet. Dan was het in ieder geval verklaarbaar.
Passief-agressief saxofoon spelen is dus mijn coping mechanisme
Mensen die niet doen wat jij wil, of zich niet aanpassen aan jouw vooropgezette plan. De wereld zit er vol mee en om daar af en toe van de leg van te raken hoef je geen psychische stoornis te hebben.
Kijk, ik had er net zes dagen opzitten met twee leuke en elk op hun eigen manier intensieve kinderen. Van die zes dagen vielen er twee in het weekend en hadden ze twee thuisschooldagen. Het was koud geweest buiten, het regende veel, dus we hebben eindeloos veel koekjes gebakken, legokastelen gebouwd en boekjes gelezen. Dus als de zon tevoorschijn komt en de energie weer naar stand papa springt (ook wel bekend als de ‘gooien, smijten, knokken, springen, rennen, zwaardvechten, klimmen, scheten laten’-energie), dan is dat even wennen.
Nou had ik natuurlijk kunnen zeggen: lieve schat, dit is me teveel, prikkelsgewijs kom ik net uit een stilteretraite en rol ik zo een arcadehal in, kan het even wat minder? Of: vind je het goed dat jij lekker verder gaat met gooien, smijten en noedels eten, en ik even een héle lange wandeling ga maken? Op die manier had ik voor mezelf de overgang naar deze nieuwe structuur een stuk zachter kunnen maken.
In plaats daarvan ging ik op onze slaapkamer zitten en begon dertig minuten lang heel passief-agressief op mijn saxofoon blazen. Ook een manier, natuurlijk.
What’s in it for me? Categoriseer je tekst en je lezer weet het
Om iets voor elkaar te krijgen helpt het als je duidelijk bent. Van je partner, van je collega, van de bakker die drie krentenbollen in een zakje stopt terwijl jij om croissants vroeg. Of van je lezers. Die belanden op je website, je nieuwsbrief of in je beleidsplan en willen vooral weten: wát heb ik hieraan? Bepaal dus vooraf het doel van je teksten en welke functie ze dienen. Daar help je je lezer enorm mee.
Van tevoren is het handig om te bedenken wat jij met jouw tekst wil.
Wil je informeren? Ontroeren? Of verkopen?
Deze verschillende functies hebben invloed op taalgebruik en structuur.
Je hebt teksten die informeren, zoals de bijsluiter van een medicijn of een jaarverslag
Je hebt teksten die ontroeren, zoals een interview met een BN’er in een lifestyleblad of een hoofdstuk uit een thriller
En je hebt teksten die verkopen, of in ieder geval tot actie aanzetten (klikken, downloaden), zoals een advertentie in de krant of een pop-up
De meeste teksten bevatten een mix van deze functies. Denk maar aan een ontroerende commercial van een uitvaartverzekering waarin iemand over zijn overleden vader vertelt. Een informatief blog met een persoonlijk verhaal als aanzet of een eBook met een salespagina.
Leren labelen en dan doen
In de Basistraining Zakelijke Teksten Schrijven volg je de flow van de copywriter. Je begint met een leeg vel en eindigt met een tekst die iets dóet met je lezer (en dus ook met jou). Een heldere structuur is daarbij essentieel. Net als weten wát je precies wil doen met die tekst. Want een verkooppagina op je webshop is andere koek dan een projectverslag voor het MT.
In de training leer je hoe je die brij van woorden, zinnen en ideeën die je in je hoofd hebt ombouwt tot gestructureerde en effectieve teksten. Waarbij labelen mág, nee, móet. Want je moet weten wat je wíl met je tekst, en dan pas kun je verder. In het zakelijk schrijven onderscheid ik drie tekstfuncties, namelijk de informatieve tekst, de emotionerende tekst en de verkooptekst. In de training leer je ze alledrie kennen, samen met hun eigen structuren, stijlen en effecten. En je gaat ermee oefenen, want alleen zó scherp je je schrijfpen. Door al doende te leren en al lerende te doen.
Want als jij het weet, weet je lezer het ook
Labels uit het psychiatrisch handboek komen uit een andere koker dan functielabels voor je tekst. Maar je teksten labelen helpt je enorm, omdat je zo snapt waarom die teksten op een bepaalde manier gestructureerd en gestileerd moeten worden. Een heldere structuur en stijl zorgen voor herkenning bij je lezers, zodat ze meer geneigd zijn om jou, en je tekst, te volgen. Zodat je ze liefdevol kun begeleiden naar de eindstreep, de verkoopknop of de gewenste handtekening.
Een beetje zoals ik de bapao’s liefdevol naar de vriezer begeleidde en de curry weer geruisloos op het vuur zette.
Wil je deze blogs voortaan in je mailbox ontvangen? Schrijf je dan in voor de nieuwsbrief.